Een bijdrage van: Mark van Vuuren
Drie jaar voor zijn dood besloot Chesterton een biografie over Thomas van Aquino te schrijven. Zonder enige referentie bij de hand dicteerde hij aan één stuk door de eerste helft van het boek aan Dorothy, zijn secretaresse. Vervolgens stuurde hij haar erop uit om maar eens een aantal boeken van en over Aquino te halen. Op haar vraag welke boeken dat dan moesten zijn, bleef hij het antwoord schuldig. Op aanraden van een bevriende geestelijke haalde Dorothy toen een stapeltje in huis, dat Chesterton vluchtig doorbladerde. Daarna dicteerde hij zonder onderbreking de rest van het boek.
Op zich zou dit geen memorabel verhaal zijn als het een slecht boek was geworden. De biografe van Chesterton vroeg het de grootste geleerde van dat moment en hij antwoordde: ‘Het is verbijsterend. Ik heb mijn hele leven op Aquino gestudeerd, maar dit boek had ik nooit kunnen schrijven. Het is zonder twijfel het beste werk dat ooit over St. Thomas is verschenen.’ De Engelsman Gilbert Keith Chesterton (1875-1936) was een kleurrijke man die door zijn tijdgenoot George Bernard Shaw ‘het kolossale genie’ werd genoemd. Dit was naast het bijzondere intellect van Chesterton ook een verwijzing naar zijn enorme omvang. Hij noemde zichzelf de beleefdste man van Engeland, omdat hij in de bus zijn zitplaats kon aanbieden aan drie dames.
Van verhandelingen tot detectives
Chestertons werk beslaat alle denkbare genres. Zo zijn er de gedichten, toneelstukken, maar ook verhaaltjes over de onooglijke detective Father Brown die bijna terloops allerlei vreemde zaken oplost. Verder schreef hij het door hem zelf opgerichte weekblad GKs Weekly vol met economische verhandelingen. Hij wisselde het schrijven van biografieën af met satirische romans als ‘De man die donderdag was’, het verhaal over een strak-hiërarchisch georganiseerd Anarchistisch Genootschap. Al die teksten staan vol van originele ideeën en citeerbare oneliners.
Dit varieert van absurditeiten (‘De man die op honderd meter afstand zijn grootmoeder neerschiet, noem ik een goede schutter. Maar niet persé een goede man.’), via terloopse inzichten (‘Ik kwam tot de slotsom dat de pessimist alles goed vond, behalve de pessimist, en dat de pessimist alles slecht vond behalve zichzelf’) tot grote conclusies na het lezen van het Bijbelboek Job (‘De raadsels van God zijn bevredigender dan de oplossingen van mensen’).
Obelix-achtige oer-Brit
De Londense intellectuele cultuur in Chestertons tijd werd getekend door een verlicht antichristelijk denken, gevoed door grote namen als Darwin en Nietzsche, en stijlvol vertolkt door mannen als Shaw en Wells. Chesterton werd vaak op discussieavonden uitgenodigd voor een tegengeluid. Hij was dan meestal veel te laat, sjofel gekleed en kwam tijdens het betreden van het podium met een van zijn twee stropdassen vast te zitten in zijn stapel aantekeningen.
Op basis van zijn verschijning leek hij door zijn opponenten afgeslacht te zullen worden – totdat hij begon te praten. Dan mengde Chesterton eruditie en humor tot een dodelijke mix die hij in schitterende taal over zijn opponenten en de zaal uitstortte. ‘Zegt Oscar Wilde dat zonsondergangen niet op waarde geschat kunnen worden, omdat er niet voor betaald kan worden? Men mag voor buitengewone vreugde betalen met goede zeden. Wij kunnen wel degelijk betalen voor zonsondergangen – door geen Oscar Wilde te zijn.’
In dergelijke gesprekken was hij niet doof voor kritiek op geloof en kerk, maar ‘ook als ze lauw geworden is, is het christendom nog heet genoeg om de hele moderne samenleving tot moes te koken.’ Zo rijst het beeld op van een verstrooide gentleman, genietend van het goede leven en popelend zich in elk heroïsch gevecht te storten dat zich aandient. Hoe past deze Obelix-achtige oer-Brit in de parade van gepassioneerde christenen waarvoor deze reeks in Opbouw een podium wil zijn?
Paradox
Veelal wordt hier de unieke manier genoemd waarin Chesterton het geloof verdedigde. De lust om te spreken over de waarheid en de flair waarmee hij dit deed, is inderdaad een schitterend voorbeeld van echte vrijheid. Vorm zonder inhoud is bedrog; inhoud zonder vorm is stomvervelend. Maar bij Chesterton passen vorm en inhoud niet bij elkaar in de normale zin van het woord. Voor hem was het ontdekken van een paradox een teken dat je op de waarheid gestuit was.
Chesterton formuleerde niet alleen veel paradoxen – hij was er zelf eentje. Het is nogal wat als je de les over je leven gelezen wordt door iemand die zo wereldvreemd lijkt. Als je zo serieus aan het denken wordt gezet door iemand die je zo aan het lachen maakt. Hij won een debat door een tegenwerping te beamen, nog groter te maken en dan ‘zie je wel’ te roepen. Als bijna willekeurig voorbeeld kan dienen wat in ‘De eeuwige Mens’ staat over de komst van God naar de aarde als een kind: ‘Op deze paradox, die we haast een grap zouden durven noemen, steunt ons geloof. Deze paradox heeft in ieder geval met de grap gemeen, dat de wetenschappelijke criticus ze niet begrijpt. Moeizaam tracht hij de moeilijkheid weg te redeneren die wij hem altijd tartend en haast spottend hebben voorgehouden in haar scherpste ongerijmdheid. Genadig veroordeelt hij als onwaarschijnlijk, wat wij haast dolzinnig hebben verheerlijkt als ongelooflijk; als iets wat veel te goed was om waar te zijn, als het niet waar was. We hebben geen beoefenaar van de Hogere Kritiek nodig om onze aandacht erop te vestigen dat er iets vreemds in die kribbe ligt. […] En zo raken we nooit uitgedacht over het Kind dat een Vader, en de moeder die een kind was.’
Overgave
Toch is deze gracieuze apologetiek niet alles wat hem een voorbeeldchristen maakt. Evenmin de invloedrijke mensen die Chesterton noemen als inspiratiebron, variërend van C.S. Lewis (die tot geloof kwam na het lezen van ‘De eeuwige Mens’) tot Gandhi (die elementen uit het Distributisme overnam, het economische model dat Chesterton ontwierp).
Het bijzondere aan Chesterton is de onbekommerde vrolijkheid waarmee hij ten strijde trok – en zich gewonnen gaf toen dat nodig bleek. ‘Orthodoxie’, zijn beroemdste werkdat overigens in een zeer leesbare vertaling verkrijgbaar is – was oorspronkelijk bedoeld om onorthodox te zijn. Maar al schrijvend bekroop hem het idee dat zijn zwerversvoeten op platgetreden paden liepen: ‘Ik trachtte mijn tijd vooruit te zijn, maar ontdekte dat ik bijna tweeduizend jaar achterliep. […] Toen ik mij verbeeldde dat ik alleen stond, bevond ik mij in werkelijkheid in de lachwekkende positie, dat ik gerugsteund werd door de hele Christenheid.’ Deze meester van totale tegendraadsheid gaf zich gewonnen, dwars tegen alles en iedereen in. Hij was iedereen de baas, maar beleed zijn Meester.
Dwars tegen de tijdgeest in, kreeg hij de Geest. In al zijn onnavolgbaarheid werd juist hij een navolger. Zo werd hij een getuige zoals hijzelf – hoewel in een iets andere context – schrijft: ‘Al liepen wij in narrenpak, rinkelend en verloren / men kon, toen elke kerkklok zweeg, nog onze zotskap horen.‘ Chesterton definieerde een heilige als iemand die overdrijft wat de wereld verwaarloost. Als het gaat om puur gelovige vreugde en de durf om zich gewonnen te geven, is Chesterton wat mij betreft een heilige.
Disclaimer: deze bijdrage van dr. Mark van Vuuren is eerder verschenen in opinieblad Opbouw, jaargang 52, nummer 10, onder de titel ‘De zotskap van G.K. Chesterton‘ en is met toestemming van de auteur en uitgever (nu: Onderweg) overgenomen. Dr. Mark van Vuuren is communicatiewetenschapper en universitair hoofddocent aan de universiteit van Twente.