Op een goede dag,
wilde Amatus gelukkig worden.
En ging er eens voor zitten.
Niet zomaar,
hij ging er echt goed voor zitten.
Maar geluk kwam niet vanzelf.
Amatus werd boos.
Hij joeg het na, dat geluk.
En vond het dan eens hier,
dan eens daar.
Maar altijd vluchtig.
En in de loop van de tijd
nam het gelukseffect af.
Amatus had steeds meer nodig.
Langer en heftiger.
Toch ebde geluk weg
Het verlangen niet;
onrustig bleef zijn hart.
Hij zag een horizon
die altijd in de verte bleef,
hoe hard hij ook liep.
Amatus rende en haastte
maar kwam nooit aan.
Toch voorvoelde Amatus dat er meer moest zijn.
Of wilde hij dat alleen maar graag?
Dat laatste ging Amatus te ver.
Want dan was er niets waar of goed of mooi.
Slechts de spiegel van eigen verlangens.
Zijn ziel ving de reuk op van versgebakken brood.
Maar Amatus vond alleen gelukskoekjes.
Nooit vullend, altijd smakend naar meer.
Joeg Amatus geluk na in de wereld,
dan joeg hij het weg.
Zocht Amatus geluk in zichzelf,
ontdekte hij geen waarheid.
Liet Amatus het erbij zitten,
bleef er onrustig verlangen.
Tot op een dag,
Amatus het licht zag.
– letterlijk –
Hij joeg al die tijd op schaduwen,
had het licht ontweken.
Het vergde moed in het licht te zien,
want leven in de schaduw verpest de ogen.
En in dat licht vond Amatus
de bron van schaduw.
De spook werd geest,
schaduw werkelijkheid.
Amatus kon zien
zoals hij gezien werd.
Kon liefhebben
zoals hij werd liefgehad.
Vond rust al was hij alles kwijt.
En geluk vond hem.
In een eerder blog heb ik de zoektocht naar wijsheid beschreven, en de zoektocht naar geluk min of meer weggezet. Toch is de zoektocht naar geluk zo gek nog niet, daar blijkt al snel dat de ‘vervulling van kortstondige verlangens’ voor de meesten niet voldoeninggevend is. De mens streeft altijd naar het goede leven. Maar wat ís goed? Ik heb deze zoektocht, en de intentie van mijn vorige blog, dan ook in essentie proberen te vatten in dit korte verhaaltje.