Steun ons | Klik hier
Met verbazing lees ik de aankondiging van het ‘Moral Compass project‘; ‘een onderzoek naar de hoogste norm waar ons bestaan aan moet voldoen’. Niet alleen het project zelf roept zozeer mijn verbazing op, maar met name de aannames die de aanstaande onderzoekers binnen dit project ten gehore brengen in de bijbehorende berichtgeving. Daarbij moet aangetekend worden dat de projectleider al direct waarschuwt voor mij (en ieder ander die zou willen reageren): ‘Het wordt oppassen voor reflexen van gelovigen en ongelovigen’. Dat klinkt mij als de gehele mensheid in de oren, waar hij – de Wetenschap – het tegen op neemt. In deze reflex(ie) van een gelovige wil ik toch graag ingaan op wat uitspraken die worden gedaan in het gelinkte artikel.
Dit zijn de vragen die aanleiding geven tot het onderzoek: ‘Is er zoiets als een hoogste norm waar ons bestaan aan moet voldoen? Kunnen we die kennen, of moeten we de standaard waaraan ons leven moet voldoen helemaal zelf bepalen? Is de norm voor goed en kwaad in elke tijd en cultuur weer anders?’. Ik kan niet ontkennen dat deze uitnodigen tot een reflex, maar deze zal ik voor nu buiten beschouwing laten. Ik richt me op wat de onderzoeker(s) zelf zeggen, allereerst:
‘We zitten vast in een denken uit de Verlichting dat het goede algemeen geldig moet zijn, anders is het subjectief en daarmee verdacht.’
Nu is ‘de Verlichting’ niet eenduidig in betekenis, dus moeten we achterhalen wat hier bedoeld zou kunnen worden. Wat mijn inziens in ieder geval algemeen erkend wordt is dat de verlichting nu net die periode uit de geschiedenis is die voortkomt vanuit een reactie op dogmatisch autoriteitsgeloof. Hier kan dus haast niet gedoeld worden op een universeel moraliteitsbegrip zoals veel gelovigen deze (h)erkennen, want dan wordt er het tegenovergestelde gezegd van wat men lijkt te bedoelen.
Wordt dan wellicht gedoeld op politieke kernwaarden die samenhangen met de Verlichting, zoals vrijheid van religie en meningsuiting, gelijkheid en democratie? Die begrippen zouden algemeen geldig moeten zijn volgens velen, inderdaad sinds de verlichting, maar dat zijn toch met name politieke begrippen terwijl er gesproken wordt in relatie tot ‘gelovigen en ongelovigen’. Daarbij gaat het binnen die begrippen toch juist om de individuele en dus subjectieve mening, om moderne vrijheden en een rationele instelling? Of gaat het hier over het gevaar van relativisme, samenhangend met – en voortkomend uit – de Verlichting?
Dat laatste lijkt mij het meest in lijn met de logica. Laat ik deze betekenis dan nu eens in de aangehaalde zin gebruiken: ‘We zitten vast in een denken met risico op (teveel) relativisme dat het goede algemeen geldig moet zijn, anders is het subjectief en daarmee verdacht.’ Maar; dan klopt de hele zin niet, die spreekt zichzelf tegen. Er wordt nu net het tegenovergestelde bedoeld met wat men zegt. Althans; ik krijg de indruk dat er juist geprobeerd wordt in de lijn van het postmodernisme te zeggen dat de onderzoekers willen starten bij een relativering van de grote verhalen, waarbij subjectieve beleving niet geschuwd hoeft te worden als een individueel – niet voor allen – geldende norm. Ik meen dit te horen, al wordt het niet gezegd: het subjectieve als hoogte norm voor ons bestaan, voor goed en kwaad, is niet verdacht. Met andere woorden: ‘Wij willen objectief onderzoek doen’. Mocht dit bedoeld worden lijkt het mij nogal een open deur voor een wetenschappelijk onderzoek waar niemand – gelovige of ongelovige – zich tegen zal verzetten. Het zijn simpelweg de eerste twee vragen uit de aanleiding die onderzocht worden: is er een hoogste norm, kunnen wie die kennen, of bepaalt ieder voor zich. Geen enkele reflex, behalve dan op de nogal omslachtige inleiding.
Vervolgens wordt gesteld:
‘Het hachelijke schuilt hierin dat een gelovige snel in de reflex schiet dat, als hij denkt te weten wat goed is en wat Gods gebod is, hij vindt dat iedereen zich daaraan moet houden. De reflex van de ongelovige daarop is even rigide, maar in spiegelbeeld: hij zal deze opvatting afdoen als een privémening die hij niet serieus hoeft te nemen, omdat ze teruggaat op diens geloof. Het toetsen op redelijkheid of goede argumenten blijft achterwege.’
Wat mij betreft is met name het laatste nogal denigrerend. Het zegt iets over hoe de onderzoeker naar zichzelf en de ander kijkt. De Wetenschap heeft blijkbaar de redelijkheid en goede argumenten (waar is nu de Verlichtingsgedachte van eerder gebleven? Of zitten we nu juist niet vast in de Verlichting?), de gewone burger kent deze helaas niet? Waarop is dit gebaseerd? Of is het hebben van een mening bij voorbaat verdacht, niet-rationeel en op basis van geen – of slechte- argumenten?
Hierop volgt:
Veel mensen vinden – volgens de PThU – dat mensen het met elkaar eens moeten zijn over een universele norm voor goed en kwaad, maar omdat dat duidelijk niet het geval is, kan er dus ook geen universele of goddelijke wet zijn.
Het ‘duidelijk niet aanwezig zijn van een universele norm voor goed en kwaad’ is mij helemaal niet duidelijk! Waarschijnlijk gaat de geleerdheid van deze aanname mij geheel boven de pet, maar ik kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat er geen argumenten benoemd zijn. Mogelijk wordt hier, in het eerste deel van de zin, gedoeld op het feit dat mensen verschillend omgaan met moraal en ethische vraagstukken. Dat is echter geen argument voor het ontbreken van een universele norm, het is eerder paradoxaal: als wij met veel mensen zijn die vinden dat we het eens zouden moeten zijn over een norm, zeggen we daarmee dat er een meetlat zou moeten zijn. Dat vervolgens iedereen verschillend meet op deze meetlat is geen bewijs van het ontbreken ervan, maar een bewijs van het meten! Of men nu op 0,001mm of 100mm nauwkeurig meet, het bewijst boven alles dat men meet. Het laatste deel van de zin is overduidelijk een voorbarige conclusie welke de objectiviteit van de onderzoekers, zoals zij mogelijk met de zin aan het begin van dit artikel hebben willen aangeven, onderuit haalt. Het klinkt op zijn minst vooringenomen.
‘Toch roept dat ontbreken van een universele standaard voor het goede leven ook onzekerheid op: hoe weet ik dat het goed is wat ik doe? Wanneer ben ik goed genoeg? Tegelijkertijd is er bezorgdheid over mensen die een hoogste norm menen te kennen: die mensen lijken per definitie intolerant. Enerzijds hebben mensen behoefte aan een norm waaraan hun leven moet voldoen, maar anderzijds lijkt zo’n norm altijd op gespannen voet te staan met hun belangen.’ (PThU)
‘Mensen die een hoogste norm menen te kennen lijken per definitie intolerant’, is ook weer zo’n zin waaruit een (gek genoeg) paternalistische vooringenomenheid blijkt. En met daaraan toegevoegd ‘bezorgdheid’ lijkt het dan toch alsof het hier gaat over radicalisering. Dat wil volgens mij zoiets zeggen als: bekeringsdrang, anderen jouw wil opleggen, anderen opofferen voor jouw doel. Maar is dat zo 1-op-1 met een hoogste norm voor het leven te verbinden? Dus neem nu mijn hoogste norm zoals Jezus die aangeeft bij zijn volgers: ‘Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf’. Kan dit dan direct verbonden worden met intolerantie? Is Jezus zelf wellicht de meest intolerante persoon die ooit op aarde heeft rondgelopen? En is radicalisering, als ik dat goed heb begrepen, niet veeleer te koppelen aan beperkt toekomstperspectief, culturele spanningen, postmodernisme, armoede en andere sociale en psychologische ontwikkelingen?
De laatste zin is ook weer paradoxaal. Het lijkt tegenstrijdig om een norm te hebben en de vrijheid te hebben om te handelen zoals je zou willen. Het doet me denken aan wat Chesterton schrijft: “Wanneer je een giraf tekent, moet je hem met een lange nek tekenen. Wanneer je, in overmoedige creativiteit, jezelf vrij voelt een giraf met een korte nek te tekenen, zul je merken dat je in werkelijkheid niet meer vrij bent een giraf te tekenen.” Het klopt: het ontbreken van een norm levert onzekerheid en onvrijheid op, waar een norm juist vrijheid geeft. Dat zou ook zeker interessant zijn om verder onderzocht te zien, mocht het niet bij voorbaat uitgesloten worden.
Het Moral Compass Project wil bijdragen aan het versterken van een ‘moreel kompas’, gericht op het goede zonder mensen klem te zetten.
Is dit een typisch gevalletje van verborgen sciëntisme bij de Protestantse Theologische Universiteit? De Wetenschap zal u vrij zetten, waar religie mensen klem zet? De Wetenschap als vervanging van het grote verhaal, van de goddelijke norm, van universele moraal?
‘Kunnen we een manier vinden om het spreken over de hoogste norm of om Gods geboden in verband te brengen met een breder maatschappelijk debat over goed en kwaad? Ook mensen die niet geloven, hebben inzicht in het goede, wat weer niet betekent dat iedereen het over moraal eens kan worden. Juist vanuit de deugdentraditie weten we dat moraal geen rigide criterium kent dat je overal op kunt toepassen, maar dat er verstand en wijsheid bij horen om te bepalen wat in een situatie rechtvaardig is.’
Hier lijkt mij sprake te zijn van het uitwisselen van begrippen: de hoogste norm en ethiek. Een hoogste norm geeft natuurlijk aanleiding tot bijpassende ethiek. Maar ethiek zelf is niet gelijk aan een ‘hoogste norm’. En hier is toch weer sprake van een universeel inzicht in het goede? Wat inderdaad niet betekend dat iedereen het eens is over moraal (meetlat t.o.v. meten).
Ik begrijp dat het fileren van teksten (te) makkelijk is en voorbij kan gaan aan de bedoeling. Maar het maakt ook zichtbaar dat er onder deze woorden een wereld aan filosofieën en beschouwingen ligt. Ik zou bijna zeggen ‘We zitten vast in een denken uit de Verlichting dat het subjectieve algemeen geldig moet zijn, anders is het objectief en daarmee verdacht’. Wat overigens een veel eenduidiger zin is. Zoals Chesterton eens schreef over de woorden van Tennyson: “‘Er schuilt geloof in oprechte twijfel.’ Inderdaad: deze woorden bevatten een diepe en angstwekkende waarheid. De moderne mens gelooft niet in de opstanding omdat zijn zeer nauwgezette materialisme het hem onmogelijk maakt erin te geloven.”
Dank je wel! Ik print het uit. Mooi artikel om over na te denken en nog eens te lezen. Zelf denk ik: laat mijn nou maar geloven als een kind en met mijn twijfel naar Jezus gaan. Omdat Hij mij ontmoet is Hij realiteit voor mij. Ik schiet niet een reflex schieten als ik denk te weten wat goed is. Volgens mij is daar geen sprake van als je een liefdevolle relatie met Iemand hebt. Natuurlijk zou ik willen dat iedereen in onze chaos de Tien Woorden omarmde. Wat zou de wereld er een stuk mooier uitzien.
Als ik jou stukje lees denk ik: wat hebben wij het ingewikkeld gemaakt!