Steun ons | Klik hier
Dit artikel is gebaseerd op een essay wat ik eens schreef op de sociale academie. Het gaat over de kloof die er soms lijkt te zijn tussen je (persoonlijke) geloofsleven en je werkzame leven. Het focust zich in mijn geval op de hulpverlening, maar of je nu hulpverlener bent of niet (en ja; of je nu christen bent of niet!), iedereen heeft hiermee te maken. Sterker nog, binnen de hulpverlening bestaat er een machtsverhouding (de afhankelijkheid van de client) waardoor een kloof zelfs groter lijkt te zijn dan op andere werktereinen. Ik hoop dan ook dat de transfer van dit artikel naar je eigen leven en werkveld makkelijk te maken is.
Soms lijkt het leven verdeeld te worden in verschillende gebieden: Geloof, werk, gezin, vrienden, overige zaken. Ik wil jullie echter graag meenemen in mijn eigen zoektocht.
Een hulpverlener op zoek naar antwoorden
Dit artikel begint met de vraag ‘Bestaat er een kloof tussen geloof en hulpverlening?’. Het is belangrijk om die vraag in deelvragen uit te diepen om tot de kern te komen. De eigen visie die iemand namelijk heeft op vragen als ‘bestaat christelijke hulpverlening‘ of een stelling als ‘hulpverlening zonder te wijzen op Jezus is geen hulpverlening‘ is een essentieel onderdeel voor de wijze waarop hulp verleent wordt. Dit wil ik in dit artikel dan ook verder uitwerken door mezelf de volgende vragen te stellen: Wat is hulpverlening, wat is christelijke hulpverlening, waar zit de kloof en hoe kan een eventuele kloof overbrugt worden? Hierop volgt de conclusie die logischerwijs uit het artikel voortvloeit.
Wat is hulpverlening?
Dit is een al even ingewikkelde, als boeiende vraag. Wat ik als hulpverlenen zie, kan voor iemand anders bemoeizucht zijn. Waar de één zich op de gedragstherapie richt, richt de ander zich op de psychoanalyse. Wat voor de één therapeutisch is, kan voor de ander occult belast zijn. Waar de één naar de nood van de persoon kijkt, kijkt de ander naar de nood van de maatschappij.
Wanneer verleen je hulp, wat is goed voor iemand? Al deze vragen komen samen in de vraag hoe je tegen iets aankijkt en waarom. Als de basis van je redeneringen de Bijbel is, handel je vaak vanuit bepaalde principes, rechten, plichten en morele overwegingen (plichtenethiek). Vanuit de gevolgenethiek zou je kunnen kijken naar de gevolgen van een behandeling. Een handeling is dan moreel goed wanneer de gevolgen beter zijn dan die van het alternatief. Hierbij staat de cliënt centraal. Een andere benadering is te zeggen dat de mens de verantwoordelijkheden over zijn eigen daden draagt. Je mag (binnen de wet) doen en laten wat je wilt. Dit valt binnen de rechtenethiek. Deze gaat uit van de mens als autonoom individu; iemand die zelf kan bepalen wat hij voor hem/haar het goede en beste vindt.1 In de hulpverlening is het beeld dat je van de mens hebt van groot belang.
Het meest toonaangevende ‘mensbeeld’ van dit moment ligt geworteld in het humanisme. Hierin spelen vooral de woorden ‘zelfverwerkelijking’ en ‘autonomie’, een grote rol.2 De zelfverwerkelijking blijkt uit het concept van de mens die er vanuit zichzelf naar streeft, steeds meer te worden wie hij in potentie al is. De autonomie komt hierin tot uiting, dat de verlangens en belangen van de persoon zélf, als bepalend worden gezien voor wie hij is en voor hoe hij (moreel) handelt. Dit humanistisch mensbeeld ontspringt in het feit dat zij van mening zijn dat wanneer een expliciet godsgeloof ontbreekt, de mens is aangewezen op zichzelf.3 Humanisten menen dat menselijke vermogens toereikend zijn – rationaliteit speelt hier een belangrijke rol – om de gesignaleerde problemen in onze cultuur het hoofd te bieden. In dit humanisme ligt ook het postmoderne geworteld: Ieder heeft zijn eigen waarheid en mag dit ook hebben, zolang iemand anders er maar geen ‘last’ van heeft. Het christelijke mensbeeld gaat uit van de mens in relatie tot God en anderen. Zoals de filosoof Levinas het verwoordt: ‘De mens staat altijd in relatie tot de ander (mensen, omgeving, etc.) en ook tot de Ander (God)’.4 Of met Buber: ‘De mens is pas echt mens in relatie, alle werkelijk leven is ontmoeting.’5 De Christelijke visie zegt dat het expliciet onjuist is om uit te gaan van het op zichzelf staande, autonome individu, want ‘om een ik te kunnen zijn, hebben we de ander van meet af aan nodig’.6
We kunnen nu uit het voorgaande concluderen dat de levensbeschouwing en het daaruit voortvloeiende ‘mensbeeld’, de basis is voor de manier waarop men tegen ‘hulp’ verlenen aankijkt en van dat wat men als de kern van het ‘probleem’ beschouwt.
Van daaruit volgt dat er specifieke overwegingen en methodieken zullen worden gebruikt om naar de (eigen) hulpvraag danwel ‘probleem’ van de cliënt te kijken. Dit is uiteraard ook toepasbaar op andere werktereinen. Denk maar eens aan de keuzes binnen het onderwijs betreffende methodiek, student benadering, bejegening, invulling van lessen zoals godsdienst, maatschappelijke vorming, biologie. Maar ook de manier waarop een ondernemer zijn investeringen bepaald, vind dat hij/zijn ‘recht’ heeft op veel winst en ga zo maar door. (Ik hoor graag de toepassingen die voor jou gelden!)
Wat is christelijke hulpverlening?
De vraag die ik hier zou willen stellen, is de vraag of hulpverlening niet per definitie christelijk is. Jacobus zegt: ‘Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven.’7
Misschien zouden we kunnen stellen dat iedere vorm van hulp, mits deze niet tegen de Bijbelse normen ingaan, past in een christelijke visie. Iedere vorm van hulp, mits deze niet tegen de Bijbelse normen ingaan, past in een christelijke visie.In dit opzicht is het woord ‘christelijke hulpverlening’ misschien wat verwarrend. We kunnen ons nu afvragen of een hulpverlener met een christelijke levensovertuiging anders handelt dan een hulpverlener met een andere levensbeschouwing. Felling definieert levensbeschouwing als: ‘het complex van overtuigingen en houdingen met behulp waarvan mensen hun bestaan betekenis geven.’8 Hiervoor hebben we al gezien dat dit ook inderdaad invloed heeft op ons handelen. Waarin zit het verschil met de christen hulpverlener en de anderen? Een niet-christelijke hulpverlener werkt vanuit zijn eigen normen en waarden, vanuit wat hij goed of fout vindt. Een christelijke hulpverlener zou moeten werken vanuit de waarden en normen die God geeft in Zijn Woord. Deze waarden en normen (ik bedoel ook de hieruit voorvloeiende dogma’s) staan in sommige zaken recht tegenover de waarden en normen die in de samenleving geaccepteerd worden. Een niet-christelijke hulpverlener heeft dus een ander uitgangspunt dan een christelijke hulpverlener.
Het is helaas meestal niet zo dat de ‘vruchten’9 van een christen duidelijk afsteken tegen die van een niet-christen. Toch geloof ik dat het verschil in uitgangspunt wel degelijk een groot verschil maakt. Ik wil dit uitleggen aan de hand van het volgende voorbeeld: Piet Winkelaar haalt in zijn artikel het boek ‘De wereld van Sofie’10 aan. Waarin de volgende uitspraak voorkomt:
Hulp weigeren aan iemand die hulp nodig heeft, is verstandig noch onverstandig. Je zou het hooguit onsympathiek kunnen noemen. (Jostein Gaarder)
Hij bedoeld hiermee dat goed en kwaad van een andere orde is dan verstandig en dom. Dit is een groot verschil welke begint bij het uitgangspunt van de hulpverlener. W. ter Horst, hoogleraar orthopedagogiek, zegt dat een groepsleider niet niet kan beïnvloeden, en dat ze het daarom maar beter goed kan doen.11 Dit is natuurlijk waar, maar wat is goed? Hierin verschilt mijns inziens christelijke hulpverlening met niet-christelijke hulpverlening aangezien de eerste groep de Bijbel als basis neemt. Toch geeft dit nog geen éénduidig beeld van wat men aangeeft met ‘christelijke hulpverlening’.
Dr. L. Crabb onderscheidt vier integratiemodellen van geloof en hulpverlening.12 ‘gescheiden maar gelijkwaardig’ is de eerste waarbij gezegd wordt dat geloof en psychologie gescheiden maar gelijkwaardig zijn. Dit is in mijn optiek niet waar omdat God op alle levensterreinen van invloed is, en dus niet alleen op het geloof en geloofsleven. God kan op alle andere terreinen invloed uitoefenen. ‘Gemengde salade’ is de tweede waarbij alles op één hoop wordt gegooid; alles is goed. Ik zelf denk echter dat sommigen theorieën en therapieën zeer tegenstrijdig met de Bijbel zijn en zelfs kunnen zorgen voor occulte belasting. Dit kan dus niet kloppen. ‘Niets anders als’ is het volgende model waarbij men zegt dat je alleen op God moet vertrouwen. Ook deze ziens wijze is volgens mij niet compleet. Ik zie de Bijbel in zijn totaliteit als waarheid en alleen daar is leven te vinden. Toch heeft God de mens inzicht, intellect, verstand en geheugen gegeven om samen te kunnen bouwen en om beetje bij beetje meer te ontdekken van Zijn schepping. Om dus voorbij te gaan aan deze gift van God aan ons lijkt me niet oké. Als laatste model is daar het ‘stelen van de ‘Egytenaren’. Deze zegt dat je het beste van de wetenschap neemt en dat wat niet goed is weg laat. Dit model benaderd het dichtste mijn eigen visie op ‘geloof & hulpverlening’. Het enige wat ik aan deze benadering zou willen toevoegen is dat niet alles wat niet strookt met de Bijbel hoeft te worden weggestreept, er kan soms ook een andere invulling aan gegeven worden. Bijvoorbeeld het Über-ich (Freud) hoeft niet perse weggestreept te worden als het niet helemaal overeenstemt met de Bijbel. (Dit ‘super-ego’ werkt als een soort censurerende macht. Iets waarbij ik meteen aan het ‘geweten’ moet denken) De Bijbel zegt namelijk dat ieder mens een geweten heeft gekregen van God en dat deze daarna nog aangescherpt of afgezwakt kan worden door interactie met mensen en door het negeren van het geweten.13 Je hoeft het dus niet weg te strepen maar plaatst het binnen de juiste context.
Nu we meer duidelijk hebben wat we onder ‘hulpverlening’ en ‘christelijke hulpverlening’ verstaan wil ik het verband aangeven tussen het evangelie (de goede boodschap) en hulpverlening. Volgens Dr. Jan van der Wal laat Jezus zelf ons zien wat dit verband is in de geschiedenis van de verlamde die door zijn vrienden aan Jezus voeten wordt neergelaten: ‘Het eerste wat Hij zegt is: “Zoon, uw zonden zijn vergeven”.14 Daarin komen Zijn zending en macht openbaar. “Doch”, zegt Hij verder, “opdat gij moogt weten dat de Zoon des mensen macht heeft, om de zonden op de aarde te vergeven (zeide Hij tot de geraakte): Ik zeg u: Sta op, neem uw beddeken op; en ga heen naar uw huis”. Het wonder van de dienst der genezing is hier net als alle andere wonderen van genezing een teken van Jezus’ macht en een verwijzing naar, een belofte van het eeuwige leven in volmaaktheid, zonder verdriet en pijn voor allen die de boodschap van het evangelie gelovig aannemen. Kortom: ‘van nature’ behoren gemeente-zijn, prediking en hulpverlening bij elkaar’.15 Het christelijk geloof verbind in sommige gevallen (psycho)pathologie met zonde, ongeloof, van God verwijderd zijn, etc.16 Deze zaken vallen volgens christenen buiten het bereik van de psychologie. De moeilijkheid zit hem dus hierin dat naast ‘normale’ genezingswijzen er geestelijke zaken bij kunnen komen kijken. Naast zaken als genezing van de psyche of somatische klachten is er ook nog sprake van ‘de genezing van de ziel’. Hier doel ik weer op het ‘mensbeeld’ dat je als christen hulpverlener hebt. Als het beeld is dat je als mens geschapen bent om je maker te eren en te prijzen en slechts dan volledig tot je doel komt, zou je dit (neem ik aan) mee willen nemen in de hulpverlening. Als christen geloof je dat het kennen van God op zich al helend werkt; al is het alleen al in ‘het gekend worden’ (psalm 142).
Waar zit de kloof?
Er zijn in de loop der jaren christelijke methodieken ontwikkeld zoals de methodiek van ‘Different’ waar geleerd wordt naar Bijbelse richtlijnen te leven of de presentietheorie van A. Baart waar het ‘er zijn’ en de relatie hoog aangeschreven staat.17 18 Is er dan wel een kloof? S. Pfeifer zegt in zijn boek: ‘Ik zie dan ook met zorg tendensen ontstaan in veel kringen die zich bezighouden met zielzorg, om in eerste instantie te trachten de vermeende oorzaken van een stoornis te doorgronden en ondertussen het barmhartige meevoelen met het lijden van de zieke te verwaarlozen’.19 Ook zegt hij dat zielzorg verder gaat dan een gesprek over geloofsvragen. Zijn definitie van zielzorg is: ‘Hulp bij het aankunnen van het leven op grond van de uitspraken van de Bijbel.’ Daarnaast zegt hij: ‘Zielzorg, zoals die mij uit de Bijbel tegemoet komt, vraagt niet primair naar het waarom, maar geeft hulp bij het begrijpen van het waartoe en op het richten van het leven op een nieuw waarheen.’20
Dit gaat volgens mij verder dan het ‘er zijn’ van de presentietheorie. In deze visie is het ‘er zijn’ een doel op zich, terwijl het volgens mij een middel zou moeten zijn om de ander te bereiken. Misschien is het zo dat mensen te snel geneigd zijn in uiterste te denken en minder snel te nuanceren. Naar mijn idee zit er een kloof daar dat er óf bekeerd, óf praktisch hulp geboden wordt.
Dan rijst er een erg belangrijke vraag: Mag je als professioneel hulpverlener jouw eigen levensbeschouwing een rol laten spelen in de manier waarop je hulp verleent? Zoals ik eerder in dit artikel al heb aangegeven is het zo dat iedereen zijn eigen levensbeschouwing een rol laat spelen, sterker nog, het bepaalt hoe, waar en aan wie er hulp verleent wordt! Daarnaast is het zo dat in het christendom niet de levensbeschouwing op de voorgrond staat maar een persoon.
Het is geen ‘manier’ maar het is Jezus die de weg, de waarheid en het Leven is.21
Als iemand bevrijd kan worden door de Waarheid te leren kennen, genezen kan worden en het eeuwige leven kan vinden door Jezus te leren kennen, kun je dit iemand dan onthouden? Aan de andere kant zegt de Bijbel: ‘geen woorden maar daden’, en liet Jezus zelf ook zien wie Hij is door zijn daden.22 23 In het huidige postmodernisme mag ieder zijn eigen waarheid hebben, zolang je de ander er maar niet mee lastig valt en zeker niet als de ander zwakker is dan jij, zoals in een hulpverlener – cliënt relatie. De vraag is of dit redelijk is. Is het niet zo dat je juist een echte relatie hebt, van hart tot hart spreekt, als je laat zien wie je bent en van waaruit je leeft, is dat niet juíst ethisch verantwoord? Misschien is het wel juist professioneel als je verteld wat voor jou het belangrijkst is in dit leven en wat je staande houdt? Buber zegt hierover: ‘Eerst wanneer de enkele mens de ander in al zijn ander-zijn erkent zoals hij zichzelf erkent, dus als mens, en van daaruit doorbreekt tot de ander, zal hij in een strikte ontmoeting, waarvan een veranderende kracht uitgaat, zijn eenzaamheid hebben doorbroken.’24
En Levinas: ‘De inzet voor de zorg voor de ander is geen gevolg van het geloof, maar is het geloof zelf, de inhoud van de relatie tot God.’25 Maar als er geen weg open blijkt te zijn voor het ter sprake brengen van het Evangelie, blijft de hulpverlening dan waardevol of is dit dan slechts “oppervlakkig lapwerk”? Dit geloof ik persoonlijk niet. Ieder mens is waardevol voor God en heeft recht op de eerste levensbehoeften en heeft het recht op eigen keuzes.26 Franciscus van Assisi heeft ooit de uitspraak gedaan ‘Predik het evangelie, en wanneer het nodig is, gebruik dan woorden’. Je zou kunnen zeggen dat evangeliseren juist ook bestaat uit het hebben van een ‘evangeliserende houding’. Hierbij doel ik dan op het actief uitdagen van waarden als vergeving, dienstbaarheid, bewogenheid, eerlijkheid en betrouwbaarheid. De christelijke mensvisie (afgeleid van het jodendom) is doorgaans holistisch. Dit betekent dat de mens wordt gezien als een totaliteit van geest, ziel en lichaam – ook wel spiritueel, psychisch en somatisch genoemd.27 De mens is zowel autonoom als heteronoom. Anders gezegd: De mens is verantwoordelijk voor zijn eigen keuzes, maar tegelijkertijd alleen echt mens in relatie. In relatie tot mensen, maar vooral ook in relatie tot God. Soms lijkt er een compromis te zijn gesloten (zoals bij de presentietheorie) maar persoonlijk vind ik dat er onvoldoende integratie is van de verschillende onderdelen die samen pastoraat en hulpverlening zijn: Evangelisatie, praktische hulp, geloofsontwikkeling, methodieken, wetenschappelijke benaderingen, enz.
Is de vermeende kloof te overbruggen?
De biologie houdt zich bezig met de somatiek, de psychologie met de psyche, de sociologie met het relationele en het pastoraat met het geestelijke. Ik denk dat je deze vier aspecten niet kunt scheiden. Sterker nog: Uitgaande van de visie dat de mens bestaat uit geest, ziel en lichaam, vind ik het bijna onverantwoordelijk om je in de hulpverlening slechts bezig te houden met één van deze aspecten. Ook in de reguliere hulpverlening is men er achter gekomen dat ‘alles’ in elkaar overloopt. Hiervoor is het ‘bio-psycho-sociale model’ ontwikkeld. Deze zegt dat oorzaak van een aandoening vaak een samenspel van psychologische, sociale en biologische factoren is.28
Als simpel voorbeeld verslaving: Bij drugsverslaving is het zo dat het gebruik ergens begint. (sociale druk, depressie, etc.) Als men eenmaal gebruikt, heeft dit invloed op allerlei biologische processen (bijv. neuro transmitters) hierdoor vind een verandering plaats in de psyche (’trippen’, hallucineren). Door drugsgebruik gebeurt er sociaal ook van alles (andere vrienden, stelen, etc.). Het is een vicieuze cirkel. Helaas is het vaak zo dat je voor de verslaving naar de verslavingsarts moet, voor psychische klachten naar de psychiater, etc. De problematiek wordt niet als geheel aangepakt, alle professies lijken op zichzelf te staan hoewel ze wel degelijk op elkaar ingrijpen en in elkaar overlopen.
Hiernaast staat dan nog het pastoraat als een ‘vakgebied’ op zich. Zoals ik in dit artikel heb proberen aan te tonen is het echter niet zo dat dit als een los onderdeel gezien kan worden. Om op het voorbeeld van verslaving in te gaan: Vanuit het pastorale deel kan er ook gekeken worden naar zonde, gebondenheid, noem het allemaal maar op.
Andersom wordt bij de geestelijke gezondheid vaak geen rekening gehouden met biologische of genetische tekorten trauma ’s of psychosociale zwaktes. Bij een verstuikte enkel kunnen bijvoorbeeld geesten worden uitgedreven als ‘enige’ oorzaak van het probleem. Door de geweldige complexheid van de mens, vervallen naar mijn mening veel mensen tot een reductionisme. Hierbij wordt óf de invloed van de boze ontkent maar ongewild ook vaak de positieve, genezende, krachtgevende, genadevolle en zegende invloed van God door Jezus Christus.29 De existentiële stroming in de psychotherapie beweert dat het kernprobleem van de mens ligt in zijn gebrek aan betekenis in het leven.30 Schrijvers zoals Victor Frankl31 identificeren iemands basisprobleem als het gebrek aan vitale betekenis met onvermijdelijke gevolgen zoals wanhoop en walging waarover Sartre spreekt.32 Volgens hen ligt de oplossing in het vinden van betekenisvolle en verrijkende relaties. De therapeutische sleutel voor de mens wordt gevonden in ontmoetingen met anderen: een echte relatie is het belangrijkste geneesmiddel.
Ik pleit hierbij voor een integratiemodel waarbij biologische, psychologische, sociologische en geestelijke aspecten als geheel worden benaderd. De Bijbel zelf geeft mijn inziens ook deze verbanden aan. Bijvoorbeeld: ‘Een vrolijk hart bevorderd de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren’, dit duidt op geloof en vertrouwen maar zou een rationeel-emotief therapeut daar geen ‘amen’ op kunnen zeggen?33 Of: ‘Kinderen, gehoorzaam je ouders in de Heer; zo hoort het. Eer uw vader en uw moeder, zo luidt het eerste gebod waaraan een belofte is verbonden, opdat het u goed mag gaan en u lang mag leven op aarde. En u, vaders, verbitter uw kinderen niet, maar voed ze op met christelijke tucht en vermaning.’34 Klinkt dat niet als de contextuele benadering van Nagy? Zoals een gezegde luidt: ‘Laat de professie van hulpverleners gestoeld zijn op de confessie van het christelijk geloof’. Geloof staat niet tegenover vakmanschap en wetenschap. Ik zou het zo willen zeggen: prediking en hulpverlening horen bij elkaar en moeten elkaar juist in onze tijd vasthouden om samen taal en teken te zijn van heil en heling in Jezus Christus.35 Zoals Daniël in zijn tijd gebruik maakte van de taal, cultuur en wetenschap maar zijn geloof behield en hieruit leefde, zo kunnen wij dit ook toepassen als hulpverleners. Vanuit het geestelijke ontspringt het sociale, psychische en biologische. Hiervoor heb ik het model op de volgende wijze aangepast:
Hierbij is het ‘geestelijke’ het brandpunt, de kern, het ontstaan, waaruit al het andere ontspringt. Het geheel is dan ‘de mens’ zoals deze functioneert. In die zin moet er nog heel wat ‘psycho-educatie’ gegeven worden om mensen bewust te maken van ‘pathologie’ en oorzaak en gevolg van levensstijl en keuzes.
Conclusie
Hulp verleen je aan een ander, kijkend naar zijn/haar hulpvraag, wat zijn levensovertuiging, sekse, achtergrond of cultuur dan ook is. Ook in je cliënt ontmoet je Jezus die gevoed, gekleed en opgezocht wil worden (Matheus 25: 42-45).
Tegelijkertijd verleen je hulp vanuit je eigen visie en levensovertuiging. De creatieve professional gebruikt zichzelf als instrument, en als christen mag je er van bewust zijn dat je een instrument kunt zijn in de handen van God. Ik ben zelf groot voorstander van het hierboven beschreven integratiemodel. Dit omdat er mijn inziens meer speelt in een mensenleven dan de huidige wetenschap ontdekt heeft. Verder geloof ik ook dat de ‘relatie’ met anderen, maar bovenal met dé Ander, Jezus, een belangrijk geneesmiddel is.
Is er nu een kloof? Mijn antwoord is JA. De kloof zit hierin dat er vaak ‘vergeten’ wordt om te verwijzen naar de bron van alle leven. Er wordt vergeten naar de motivatie om hulp te verlenen te wijzen: Jezus. Ik vind dat de huidige hulpverlening verzakelijkt is en geseculariseerd. Dit wordt deels opgelost door de presentietheorie toe te passen, maar er wordt te vaak vergeten dat je jezelf niet kunt verwezenlijken. We hebben het te vaak over ons ‘doen’ in plaats van ons ‘zijn’. Ik vergelijk het met het volgende: In de gedragsmodificatie wordt gekeken naar gedrag terwijl in de psychoanalyse wordt gekeken naar de oorzaken van dit gedrag. Ik zie het zo dat in de huidige hulpverlening vaak wordt gekeken naar het ‘gedrag’ en te weinig naar de geestelijke oorzaken. Ik denk dat het één echter niet zonder het andere kan. Ook kun je kijken naar de motivatie: Je zou kunnen zeggen ‘je mag niet stelen’. De motivatie hiervoor kan zijn omdat je een ander benadeeld óf omdat we weten dat Jezus het niet zo bedoeld heeft. Dit is een essentieel verschil.
Zoals ik ergens las: Laten we de Bijbelse boodschap niet inruilen voor een schotel psychologische linzenmoes!
Hoe nu verder?
Aangezien het tot nu toe nog vrij theoretisch is gebleven wil ik in het kort graag nog even de praktische kant belichten.
Jaren geleden, op de ‘Ready-to-marry conferentie’ van de EO, hoorde ik het volgende: Heel veel mensen leven – onnodig – onder het juk van ‘veroordeling’. Dit kun je herkennen aan veel ‘dode’ vruchten zoals schaamte, schuld, verbittering, jaloezie, ruzie, etc. Vaak weten ze niet dat dit voortkomt uit de wortel van veroordeling. Veroordeling van elkaar en het gevoel veroordeeld te worden door God. Door Jezus aan te nemen worden we echter niet meer veroordeeld.36 Door te gaan beseffen wat Jezus voor ons gedaan heeft, treedt er verandering op. De wortel wordt gevoed door dé Levensbron en dat brengt levende vruchten voort als vrede, waarheid, herstel, groei, etc.37
Niet iedere persoon waar je mee in aanraking komt neemt Jezus echter aan als verlosser. Sommige mensen willen er misschien zelfs helemaal niets mee te maken hebben. Ik denk, zoals ik in het artikel al heb aangegeven, dat je dan mag (moet?) aangeven van waaruit je werkt en wat je motivatie is, zonder die ander direct te willen bekeren. Dit kun je als mens ook helemaal niet; je bent hooguit een instrument in Gods hand.38 Ook geloof ik dat als iemand niets met Jezus te maken wil hebben de Bijbelse moraal, normen en waarden en levensbeschouwing, dan wel niet heilgevend zijn, ze toch gezond, nuttig en belangrijk zijn. Daarnaast denk ik persoonlijk dat je bij iedere cliënt, christen of geen christen, ‘present’ moet zijn, een ‘evangeliserende houding’ moet hebben en moet verkondigen dat ‘het koninkrijk der hemelen’ op handen is.39 Als iemand aangeeft er niets mee te maken wil hebben lijkt de presentietheorie een goede methodiek. Er gewoon ‘zijn’ voor mensen maar wel vanuit de grondhouding van geloof, met een christelijke ‘mensvisie’ en de motivatie halend uit de Bijbel.
Met je motivatie bedoel ik het volgende: ‘Kom je uit naam van het humanisme, jezelf, of omdat God je gestuurd heeft. Ik denk dat dit de essentie is van dit artikel. Mag je niet stelen omdat ik dat zeg, dat vervelend is voor de ander of omdat God dat zegt?
Daarnaast gaat het in de hulpverlening of ander vakgebied ook niet alleen om de praktische hulp. Er is meer dan dat. Deed Jezus, als timmermanszoon, timmerwerk bij anderen? Moesten de discipelen niet stoppen met vissen en vissers van mensen worden? Praktische hulp is goed en nodig, maar niet voldoende.
Een voorbeeld van hoe de Bijbel mij verteld hoe geloof en hulpverlening samen gaan, is het voorbeeld van Jezus zelf: “Toen Jezus vandaar verder ging, zag Hij iemand bij het tolkantoor zitten, die Matteüs heette, en Hij zei tegen hem: ‘Volg Mij.’ Hij stond op en volgde Hem. Nu kwamen er bij een maaltijd in zijn huis vele tollenaars en zondaars aan tafel, samen met Jezus en zijn leerlingen. Toen de farizeeën dat zagen, zeiden ze tegen zijn leerlingen: ‘Waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars?’ Hij hoorde dat en zei: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel. Ga heen, u moet maar eens leren wat dit zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offer. Want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.”40
Hier laat Jezus mijn inziens heel duidelijk zien dat hij de ander roept om Hem te volgen, dat Hij oproept tot bekering en dat hij juist voor deze mensen gekomen is. Er voor hen ’te zijn’ in een breder en dieper perspectief als dat bij de presentietheorie aan de orde komt. (Wat dat betreft past de presentietheorie ook uitstekend bij een humanistische ‘mensvisie’) Ik sluit af met een stuk uit Efeziërs 6 waarbij ik de nadruk wil leggen op vers 14 – 18:
De wapenrusting van God
10 Ten slotte, zoek uw kracht bij de Heer en zijn almacht. 11 Trek de wapenrusting van God aan om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel. 12 Want onze strijd is niet gericht tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis en tegen de geesten van het kwaad in de hemelse regionen. 13 Grijp daarom naar de wapenrusting van God om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad en staande te blijven, strijdend tot het einde. 14 Stel u op, de waarheid als een gordel om uw middel, de gerechtigheid als een pantser om uw borst, 15 de ijver voor het evangelie van de vrede als schoeisel aan uw voeten. 16 Draag steeds het schild van het geloof, waarmee u alle brandende pijlen van het kwaad kunt doven. 17 Draag ook de helm van de redding en het zwaard van de Geest, dat wil zeggen, het woord van God. 18 Bid en smeek in de Geest bij elke gelegenheid en op allerlei wijze. Houd daartoe nachtwaken, waarbij u met volharding God smeekt voor alle heiligen. 19 En bid ook voor mij dat mij het woord gegeven mag worden als ik mijn mond open, om vrijmoedig het geheim van het evangelie openbaar te maken, 20 waarvoor ik een gezant ben in boeien. Bid dat ik het vrijmoedig mag verkondigen, zoals het mijn plicht is.41
Ik besef dat dit artikel alleen nog maar een visie weergeeft en lang niet voldoende is om er praktisch mee aan de slag te gaan. Ik hoop echter wel dat het wat handvatten aanreikt waarmee gewerkt kan worden en waarop verder gebouwd kan worden.
Voetnoten
- 1) Ebskamp,J., Kroon H., (2004), Beroeps Ethiek voor sociale & pedagogische hulpverlening SPH, 3e herziene druk, Baarn: HB uitgevers.
- 2) The death of character, J. D. Hunter Moral education in an age without good or evil (Basic 2000), 178-179.
- 3) Jolanda van Steijn, 15-03-2006, www.prevos.net/cultuur/c32212/steijn.pdf
- 4) J. Engelen, ‘Het gelaat, jij die mij aanziet – een eerste inleiding in de filosofie van Immanuel Levinas’. P. 68
- 5) Martin Buber, ‘Ik en Gij’, Verantwoordelijk – tegenover God en mens, p. 13
- 6) Jolanda van Steijn, 15-03-2006, www.prevos.net/cultuur/c32212/steijn.pdf
- 7) De Bijbel; Jacobus 1: 27
- 8) A. Felling, Geloven en leven: een nationaal onderzoek naar de invloed van religieuze overtuigingen
- 9) De Bijbel; Galaten 5:22 , Efeziërs 5:9: Liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, gerechtigheid, waarheid.
- 10) Piet Winkelaar, Reader: Ethiek van het hulpverlenend handelen, artikel: ethiek en moraal: onmisbaar in de SPH
- 11) Fiet van Beek, 2000
- 12) Blokboek ‘De psyche in beeld’, psychologie, blok 1.3, bijlage 2, Integratiemodellen van Dr. Larry Crabb
- 13) De Bijbel; Psalm 36:3, Handelingen 24:16, Romeinen 2:15
- 14) Dr. Jan van der Wal, Symposium ‘Zorgverlening in een geseculariseerde cultuur. Achterban en professional, een spanningsvolle relatie’, Noodzaak van herbronning en samenwerking in de christelijke hulpverlening, IBA-studiedag 10 juni 2005 te Veenendaal http://www.ibanet.nl/Page/sp1583/Index.html
- 15) De Bijbel; Matteüs 9:2
- 16) Ouweneel, W.J., (2003), Geneest de zieken!, Vaassen: Uitgeverij Medema
- 17) Different, 17-03-2006, http://www.different.nl/wat_wij_doen.htm
- 18) Presentietheorie, 17-03-2006, http://www.presentie.nl/
- 19) Pfeifer, S., (1994), Psyvhische stoornissen en bijbelse zielzorg, 6e druk, Leiden: Uitgeverij J.J. Groen en Zoon, pag. 165
- 20) Pfeifer, S., (1994), Psyvhische stoornissen en bijbelse zielzorg, 6e druk, Leiden: Uitgeverij J.J. Groen en Zoon, Pag. 165
- 21) De Bijbel; Johannes 14:6
- 22) De Bijbel; 1 Korinthiërs 4:20
- 23) De Bijbel; Handelingen 2:22
- 24) Buber, p. 139
- 25) Engelen, p. 69
- 26) De Bijbel; Genesis 2: 15-17
- 27) Vgl. 1 Thes. 5:32, n.a.v. collegedictaat drs. J.A. Doornenbal: ‘Contouren van een christelijk mensbeeld’.
- 28) B.J.M. van de Wetering, E.C.J.E. Czyzewski, (2001), Het is tijd voor een paradigmaverschuiving in de verslavingszorg, Bouman verslavingszorg, Rotterdam: Bouman GGZ, 14-03-2006, http://www.boumanggz.nl/?siteID=1&article=Visie+op+verslaving
- 29) Gerard Feller, juni 2004. Promise,
- 30) A. Romein en A. Noordegraaf, Christelijk geloof en maatschappelijk werk: een bloemlezing artikel over geloof en hulpverlening, “de vijverberg” Ede, 1979, pag. 93
- 31) V. Frankl, Man’s search for meaning (Boston: Beacon Press 1959) 18-03-2006, http://users.bart.nl/~donker/boeken/de_zin_van_het_bestaan.html
- 32) J.P. Sartre, La Náusea (Buenos Aires: Losade, 1947), P. 144, 176.
- 33) De Bijbel; Spreuken 12:25, 17:22, 18:14
- 34) De Bijbel; Efeziërs 6:1-4
- 35) Dr. Jan van der Wal, “zoeken naar harmonie tussen confessie en professie in de geestelijke gezondheidszorg” SWP, Utrecht, 1992. Pag. 80
- 36) De Bijbel; Romeinen 8:1
- 37) De Bijbel; Efeziërs 5: 8,9
- 38) De Bijbel; Matteüs 10:20
- 39) De Bijbel; Matteüs 10:7
- 40) De Bijbel; Matteüs 9: 9-13
- 41) De Bijbel; Efeziërs 6: 10-20, Willibrord ’95 vertaling
Boeiend artikel, Erwin! De samenleving wordt (t.g.v. de zondenval) beheerst door individualisme, egoisme en prestatiedrang. ‘Ik ben wat ik doe’ staat dan centraal in de vorming van je identiteit. Terwijl de bijbel schrijft: je bent in Christus, mijn zoon/dochter. Omdat we in deze wereld leven, blijft je identiteit een punt van strijd. Als christenen mogen we ons geestelijk grondvesten/wortelen in Hem en dat is ook zeer belangrijk. Bidden, bijbel lezen en de omgang met broeders/ zusters zijn middelen om dit te doen. Als hulpverlener merk ik dat je houding ten opzichte van je patient het verschil kan maken. Kwetsbaarheid, empathie, niet veroordelend en vertrouwen in de ander, maken je relatie ‘anders’. Niet ik, maar Christus leeft in mij – is dan geldend en daar kan je van getuigen i.p.v. overtuigen. Wat is het mooi om een God te dienen van relaties!
Hoi Sarah, dank voor je reactie! Identiteit en de zoektocht ernaar is inderdaad iets wat vaak terug komt. Je hebt eigenlijk een hele mooie samenvatting gegeven van waar ik veel meer woorden voor heb moeten gebruiken. 😉