Steun ons | Klik hier
Geluk is tevreden zijn. Het streven naar geluk is per definitie niet tevreden zijn. Streven naar geluk is ijdelheid. Pascal zei het al: de mens laat zich liever afleiden zodat hij niet na hoeft te denken over zichzelf, God, een bedoeling. Maar dat hij kan denken over spelen, vechten en werken. Dit streven naar geluk is welbeschouwd krankzinnig. De wereld vergaat aan vervuiling, rampen, oorlogen: mensen sterven in onwaardige omstandigheden en door menselijke wreedheden. Maar ons hoogste streven is hier niet aan te hoeven denken door te kunnen lachen en drinken en als grootste zorg te hebben zonder zorgen te kunnen leven.
Dat laatste is leven in een schijnwereld, een bubbel, het vieren van de onwetendheid. Deze schijnwereld staat in schril contrast met de overige wereld – dat wat overblijft op de volgevreten, dronken schijnwereld. De schijnwereld is daarmee geen andere wereld, maar een terugtrekken uit de wereld. Het is een apathie ten aanzien van het geluk van de ander en een narennen van de eigen staart.
Ik dacht dat de wereld er voor mij was, maar ik ben er voor de wereld.
Streven naar het geluk van de ander is daarmee de sleutel tot het verlaten van deze op zichzelf gerichte staat van zijn. En zodra we onze welvaart loslaten zullen we moeten nadenken over de existentiële vragen als: waarom ben ik, wat is de zin van het bestaan, welke betekenis verleen ik aan de dood, wat betekent het te leven, wat is geluk. Zo begrijp ik ook Lewis als hij schrijft dat de grote christenen uit het verleden het besef van sterfelijkheid tijdens oorlog als een zegening zouden hebben beschouwd.¹ En dat het besef van sterfelijkheid in gewone tijden slechts een wijs mens is voorbehouden. In tijden van nood weet de grootste domkop het ook.
Niet meer zo zorgeloos leven klinkt mogelijk paradoxaal met Jezus woorden uit Matteüs 6. Het schijnt mij echter toe dat het hier niet gaat over zekerheid, maar vertrouwen. Onze manier van ‘zorgeloos leven’ staat daarmee lijnrecht op Jezus’ woorden. Niet vergaren en sparen en verzekeren, maar overgave. En misschien ook wel meer leven in het moment. Tevens lijkt het mij dat Jezus niets heeft willen zeggen over welvaart of rijkdom in zichzelf, maar eerder over het probleem dat deze welvaart met zich meebrengt. Het ‘zalig zijn de armen’ klinkt zijn toehoorders dan ook als muziek in de oren. Niet omdat arm zijn zo zalig is, maar omdat zij – de armen – concreet worden geroepen juist binnen de tragiek van de omstandigheden. Dat is zalig.
Over deze paradox is de marxist het met de christen eens: Dat armoede een zegen is maar toch opgeheven dient te worden. C.S. Lewis
Noten
- Uit: C.S. Lewis, Transpositie, Studeren in oorlogstijd
Mooi beschouwend stukje.
Bedankt Aritha, leuk dat je het gelezen hebt!