Op aanraden van een collega las ik het boekje ‘De zin van het bestaan’ van Victor Frankl, een overlevende van concentratiekampen. Een indrukwekkend en intrigerend boek waarbij Frankl, als psycholoog, principes heeft ontleend aan deze diepgaande en vaak mensonterende ervaringen. Anders dan de titel doet vermoeden ontstijgt het boek het individuele zingevingskader nauwelijks. Dit is overigens niet onbeduidend en zou veel meer aandacht voor mogen zijn. Het doet me denken aan het belang van het werk op het gebied van zingeving in de psychiatrie van onder andere psychiater Gerrit Glas (bijvoorbeeld de religieuze anamnese).
Alhoewel Frankl bijna aan het einde van het boek aangeeft dat; ‘[…], ik moet hier uitdrukkelijk aan toevoegen dat de ware zin van het leven eerder moet worden gezocht in de wereld, dan in de mens zelf, of in zijn eigen psyche, als ware het een gesloten circuit.’, komt dit weinig tot uitdrukking in dit inleidende boek tot zijn werk. Ook meen ik dat er filosofische uitgangspunten onbesproken worden aangenomen, welke toch relevant zijn voor het vormen van het denken over zingeving. Ik denk aan de intrinsieke waarde van de mens of het nut van zingeving in een zinloos heelal.
Als de betekenis van leven niet meer is dan het nastreven van de onvervulde (individuele) wensen – of deze te vinden – kunnen we niet spreken over de bestaansvraag. En alhoewel ik beaam dat dit therapeutisch gezien van belang is, tenslotte is ergens voor leven ‘zinvoller’ dan nergens voor leven en is het nemen van verantwoordelijkheid essentieel, ontstijgt dit op geen enkele wijze de individuele wenselijkheid. Met andere woorden; het geeft wel invulling aan het eigen leven, maar maakt het daarmee nog niet objectief zinvol. Werkelijke zinvolheid kan enkel als extrinsiek gegeven bestaan; als zelf overstijgende waarde. Een zinvol leven gaat m.i. dan ook niet om een vervuld of leuk leven, maar over een zingever waaruit andere waarden voortkomen: de waarde van leven, menselijke waardigheid, rechten en plichten, moraal. Als deze allen slechts bepaald worden door wat het individu er van weet te maken, of wat de maatschappij van het moment wenselijk vindt, komt goed en kwaad neer op gevoel; niet op rechtvaardigheid.
Ik moet denken aan de taakjes die werden gegeven aan verstandelijk beperkte cliënten (soms met autisme) tijdens mijn werkzaamheden als hulpverlener. Het is zinvol als de cliënt denkt dat de taakjes een doel dienen, als hij gelooft of denkt dat het volbrengen van de gegeven taak niet enkel de tijd laat passeren, maar dat het er werkelijk toe doet. Welke reden hij hiervoor bedenkt is niet belangrijk, als hij maar denkt dat het zin heeft – dat is de logotherapie van Frankl. Ik probeer het daarmee niet weg te zetten als onzin, zeker niet! Ik denk dat het zeer belangrijk is, maar slechts een deel van het verhaal. Voorbij gegaan wordt aan de vraag of het ook objectief zin heeft. Of er een zingever is; in dit geval de begeleider die weet dat het cognitieve en geheugen functies activeert of het ruimtelijk denken bevordert. Of dat er uiteindelijk een expositie komt van gemaakt werk. Enkele begeleiders gooiden het werk voor ogen van de cliënten weg of leeg. Er is haast niets onmenselijkers te bedenken. Toch wel: onmenselijker is als de client ook niet weet dat hij ondanks alles waardevol is, ongeacht zijn mogelijkheden, (on)volbrachte taken of de zin(loosheid) van deze laatste.
De zingever kan de cliënt zelf niet zijn; althans, wel voor zijn psychologische gemoedstoestand, maar enkel als hij denkt dat het er werkelijk toe doet. Ik kan me voor een groot deel dan ook vinden in de gemaakte analyses van Frankl, maar enkel op het individuele vlak en niet in het kader van werkelijke bestaanszingeving. Daarvoor blijft een zingever nodig, welke bij Frankl geheel buiten beeld blijft. Bij Frankl bestaat deze vraag niet buiten de individuele of maatschappelijke situatie: bij de vraag naar de betekenis van het leven is het de vragensteller die wordt ondervraagt en valt slechts het eigen leven te verantwoorden volgens de eigen normen en waarden. Je begint zo de zin van het lijden niet te ontdekken, maar geeft eigen zin aan het lijden. Tenzij er een hogere, de mens voorbij stijgende zin bestaat. Het leven heeft zin als het de is individuele inkleuring overstijgt.
De mens is zo als de mier met eigenwaarde. Deze kan het eigen leven zinvol en bijzonder vinden, zelfs vanuit het maatschappelijke perspectief als werker binnen de kolonie. Maar wij kunnen een mierenhoop weghalen zonder schuldgevoel. Wat maakt nu het lijden van de mier – of zelfs de hele kolonie – zinvol?
Een schaakstuk kan bedenken dat het zinvol is nog een laatste zet te doen, maar de werkelijk zin is gelegen in het werkelijk bestaan van een schaakspel en spelstrategie. En dus een strateeg die de zetten kan overzien. Vermoedelijk zou Frankl hierover zeggen dat het individuele leven het schaakstuk betreft, het schaakbord de wereld en diens gegeven omstandigheden. Ik ben het daarmee eens. Maar de werkelijke zin hiervan valt of staat niet met de gedachten van de pion, maar van de schaker.
Hiermee wil ik niet aangeven slechts pionnen te zijn, maar dat (o.a.) de idee van de intrinsieke waarde van de mens kan niet bepaald worden door het individu of verklaard door diens filosofie. Het kan zelfs niet bepaald worden door het schaakspel. Het valt of staat met de vraag of er iets of iemand is die het waarde geeft. Die de mens het beest doet ontstijgen. Die opsluiting en vernedering onwaardig maken voor een mens. Als dat er werkelijk toe doet, spelen er filosofische uitgangspunten waaraan Frankl in dit boek volledig voorbijgaat.
En op dit punt gekomen moet ik zeggen dat ik diep geloof hecht aan de waarde van de mens, ook de individuele mens. Gemaakt om vrij te kunnen kiezen, heeft de mens voor zichzelf als god gekozen en doet dit nog steeds dagelijks. Maar de mens is God niet en kan op zichzelf niet (be)staan. God heeft voor hem een kostbare prijs betaald om hem vrij te kopen en hem de mogelijkheid gegeven zich aan Hem te binden. De economische waarde van goederen wordt bepaald door dat wat iemand ervoor wil geven. Voor de mens is de hoogste prijs betaald – de dood van de Zoon. En hij mag in vrijheid kiezen voor werkelijke vervulling van zijn leven met de vaste hoop op een toekomst (Hebr.11).