Er zijn veel blogs te vinden over geloofstwijfel. Recent kwam ik in aanraking met de blogs van Wouter van der Toorn waarin hij zijn eigen geloof – en het christendom in het algemeen – ter discussie stelt. In zijn meest recente blog nog zoveel onbeantwoorde vragen somt hij een aantal van de vragen die hij heeft op. Ook mij komen deze vragen uit verschillende perioden van mijn geloofsleven bekend voor. Aan de manier waarop de vragen gesteld worden vielen mij een aantal dingen op die ik hier kort wil toelichten.
Bij tijd en wijle kritisch kijken naar de eigen overtuigingen is altijd goed: het brengt je tot een diepere en echtere betekenis van de overtuigingen die blijven, en het brengt overtuigingen die onvoldoende grond blijken te hebben aan het licht. Ik wilde wel dat meer christenen vaker vraagtekens zetten achter de eigen overtuigingen en dogma’s. Het is echter mogelijk de verkeerde vragen stellen. Niet moreel verkeerd in de zin dat ze niet gesteld zouden mogen worden, maar logisch verkeerd omdat ze halverwege binnenvallen.
Laten we eens beginnen door de (door mij samengevatte) lijst met vragen van van der Toorn te bekijken:
- Is de Bijbel feilloos?
- Is er wel sprake van een hemel?
- Hoe kom je tot kennis van God?
- Is de ziel eeuwig (en heeft deze altijd bestaan)?
- Is God persoonlijk kenbaar?
- Gaat geloven ‘slechts’ over redding?
- Willen sterven voor je geloof, maakt dat het waar?
- …Meer vragen optioneel verkrijgbaar
In bovenstaande samenvatting zijn de vragen zo concreet mogelijk gesteld. Bij van der Toorn lijkt het antwoord soms al besloten te liggen in de vraag. Ik kan het me ook wel voorstellen, daar het vragen zijn die van der Toorn met name aan zichzelf stelt en deels retorisch zullen zijn. Bijvoorbeeld de vraag of ‘voor je geloof sterven’ een overtuiging meer waar maakt, is zo’n vraag die zichzelf beantwoordt.
Achter andere vragen gaat een hele filosofie schuil. Hier kun niet aan voorbijgaan voor het beantwoorden van de vraag. Om bijvoorbeeld te komen tot de vraag of de Bijbel feilloos is kom je door een bepaald idee over literatuur(kritiek), het verschillend cultureel-maatschappelijk klimaat waarin Bijbelboeken zijn ontstaan of de manier waarop de Geest inspireert door feilbare mensen heen. Dat dit zo is beseft vermoedelijk niemand meer dan degene die de vragen stelt. Hieronder liggen een aantal aannames die nog bevraagd zouden moeten worden: is God in staat te communiceren met mensen, wil Hij dat ook en op welke manier(en) zou Hij dat doen?
Hier doelde ik op toen ik aangaf dat de vragen halverwege binnen vallen: de vragen lijken op zichzelf gesteld te worden, terwijl deze samenhangen in een groter geheel. Je kunt bijvoorbeeld niet vanuit de conclusie dat er ook andere geloofsopvattingen zijn, neem de Islam, concluderen dat:
- God niet bestaat
- er meerdere goden zijn
- alle godsdiensten leiden tot één God
Ook kun je niet uit Gods handelen concluderen – als je je er niet in kunt vinden – dat God immoreel is en daarom niet bestaat. Je kunt hooguit concluderen dat je God niet begrijp of onsympathiek vind. Anders gezegd: er zijn een aantal aannames gemaakt om vanuit de vraag over de aard van Gods zijn en vragen over zijn bestaan tot een antwoord te komen. Je zult daarom eerst terug moeten naar de allereerste aannames om tot een goede afweging te kunnen komen. Je zult je zogezegd buiten de oorspronkelijke vraag moeten begeven en je van daaruit terugwerken. Zo zal je eerst moeten bekijken of God wel of niet (kan) bestaan. Zo ja, kun je je afvragen wat voor God dat dan zou kunnen zijn: is het een persoonlijke God of een kracht? Bij een persoonlijke God: wat zijn de persoonskenmerken dan van deze God en waaruit valt dat af te leiden. Wil deze persoonlijke God dan ook contact met zijn creatie, zo ja, op welke manier zou Hij dat dan willen en kunnen doen. Enzovoort.
Bottomline: wat is de vraag achter de vraag?
Je zult, om even een klein zijspoor te nemen, nu kunnen vermoeden dat ik denk dat alle godskennis voort komt uit de rede. Maar nee, dat geloof ik niet. Lewis schrijft in het boek Wonderen dat de rede de natuur koloniseert, maar dat als de natuur de rede binnenvalt deze de rede totaal buitenspel zet. Dat de rede de natuur koloniseert zien we overal: het feit dat ik op een stoel zit, achter een laptop en deze tekst kan intypen komt daar direct uit voort. De rede is daarmee een instrument om boven de natuur uit te stijgen en in een bepaald opzicht dus ‘bovennatuurlijk’. Het feit dat we de rede kunnen gebruiken is al een teken dat er meer is dan natuur (naturalisme). Echter, ik denk dat God ook andere manieren kan gebruiken de mens tot zich te trekken. Er moet een moment zijn (of een naar toe groeien), anders dan een intellectuele keuze, waarin er een klik met het hart wordt gemaakt. Een moment waarop de puzzel lijkt te ‘passen’, zelfs als de puzzel nog niet compleet is. Hierbij spelen gebeurtenissen, ervaringen, ontmoetingen, literatuur, emoties en weet ik wat al niet meer een rol. De mens is een redelijk wezen, de rede zal hierdoor niet buitenspel worden gezet.
Om duidelijk te maken wat ik met deze blog wil zeggen wil ik het nog eens toe te lichten aan de hand van een voorbeeld. Het voorbeeld gaat mank als het gaat over een God die buiten ruimte en tijd staat, het illustreert wel hoe vragen van het midden uit verwarrend kunnen zijn. En dat het kijken naar de onderliggende aannames van essentieel belang is. Een voorbeeld welke niet volledig overeenkomt maakt soms beter inzichtelijk wat iemand wil zeggen dan een goed overeenkomen voorbeeld, aldus Lewis, dus daar gaan we.
Stel je eens iemand voor die geloof hecht aan de vaardigheden van de gebroeders Grimm. Laten we hem dhr. Metus noemen. Dhr. Metus is ervan overtuigt dat er een bloeddorstige geest in het bos aan de rand van het dorp huist, welke voor ziekte onder de dorpsbevolking zorgt waaraan al menig dorpsbewoner is overleden. Dhr. Metus heeft de hulp ingeroepen van de gebroeders Grimm die de geest in het bos daadwerkelijk weet te bezweren door het uitvoeren van verschillende spreuken en riten. Onderdeel van de riten is verbranding van kleding geweest, het dagelijks wassen van de dorpsbewoners, handen wassen voor de maaltijd. Het gaat weer goed in het dorp, iedereen is blij en tevreden. Totdat er een wetenschappelijke publicatie verschijnt welke de burgemeester op het dorpshuis spijkert. In de publicatie komt naar voren dat er een epidemie heeft geheerst in de omstreek welke door een aantal praktische handelingen in de kiem te smoren is. Het komt neer op hygiene: verbrand besmette kleding, was je handen voor het eten en zorg dat je jezelf dagelijks reinigt.
Het dorp is in rep en roer. Ze zijn voorgelogen en begoocheld. De broeders Grimm worden verjaagd. Dhr. Metus is in de war: was er dan toch geen geest in het bos? Waren de riten toeval of boze opzet? Is hij voorgelogen? Heeft hij zichzelf voor de gek gehouden? Heeft hij gehandeld en gedacht vanuit angst?
De vragen van dhr. Metus zijn begrijpelijk en ergens ook terecht. Het zijn echter de vragen van de ontgoocheling. Wat hij zich beter af zou kunnen vragen is waar zijn geloof in de bosgeest vandaan is gekomen: was dit ingegeven door onwetendheid over ziekten? De ‘god of the gaps’? Mensen werden – toen nog onverklaarbaar – ziek, nu heeft de wetenschap de bosgeest overbodig gemaakt? Inderdaad, als het niet meer dan dat blijkt te zijn is het voortschrijdend inzicht belangwekkend voor het hele wereldbeeld van dhr. Metus. Krijgt de bosgeest hierdoor een andere rol, of komt het geloof in de bosgeest geheel te vervallen?
En hier wordt duidelijk waarom dit niet het goede voorbeeld is. Indien de bosgeest niet de creator is die buiten de natuur staat, dan is hij creatie. Creatie als onderdeel van de immateriële natuur (boven-natuur?), danwel creatie van de menselijke geest. De bosgeest staat hier in ieder geval niet buiten.
Hier wordt het grote verschil duidelijk tussen geloof in goden en geesten die onderdeel zijn van de wereld, onderhevig aan cultuur en inzicht en psychologie enerzijds, en het godsbeeld van een God die buiten tijd en ruimte staat en de aanstichter daarvan is anderzijds. Een God die buiten de natuur staat in plaats van daarvan onderdeel uit te maken heeft wel invloed op de natuur, maar de natuur niet op Hem. Als dat wel het geval is dan klopt het godsbeeld niet (dat wil zeggen: dan bestaat deze god niet).
Wellicht ten overvloede nog even terug naar de eerste vragen waarmee dit blog begon. Laten we de eerste vraag nog eens bekijken: is de Bijbel feilloos? Op zichzelf is dit een goede en interessante vraag. Maar als deze niet is ingebed in onderliggende vragen als ‘is er een God?’ of ‘is God persoonlijk?’ of ‘laat een persoonlijke God zich kennen’ dan gaat het tenslotte nergens over. Je tegelijkertijd afvragen of je atheïst zult worden en je afvragen of de Bijbel feilloos is lijkt op luchtgitaar spelen met de illusie daadwerkelijk gitarist te zijn.