Steun ons | Klik hier
Van collega’s hoorde ik van de volgende vraag die gesteld zou zijn aan diverse religieuze leiders in het programma ‘Kijken in de ziel’: ‘Wat is het verschil tussen geloof en bijgeloof?’. Blijkbaar werd er – tot enig leedvermaak – niet echt een helder of bevredigend antwoord geformuleerd. Het leidde in ieder geval tot een leuk gesprekje erover. Ik heb het progamma zelf (nog) niet gezien, maar de vraag bleef bij me hangen.
‘Wat is het verschil tussen geloof en bijgeloof?’
Ik herinner me dat C.S. Lewis betoogt dat er verschillende vormen van ‘geloof’ zijn, of interpretaties/betekenissen die het woord ‘geloof’ kan krijgen.¹ Het eerste wat dan ook beantwoord zou moeten worden is de vraag wat ‘geloof’ is, of wat het betekend om te geloven. Daarna zou je kunnen kijken wat bij-geloof dan zou kunnen betekenen. Daarnaast moest ik denken aan wat de wiskundige en filosoof Emanuel Rutten schrijft over het redelijk beoordelen van wereldbeelden: ‘We beoordelen een wereldbeeld door in de eerste plaats te onderzoeken in hoeverre het onze wereld plausibel en betekenisvol structureert en inzichtelijk maakt’. Geloof – het christendom – is om te beginnen een wereldbeeld. Ik denk dat de meeste christenen zo over hun geloof spreken: als een coherent wereldbeeld wat gaat over ontstaan, bestaan, zingeving, ofwel; de existentiële vragen naar wie wij zijn, waar wij vandaan komen en waar wij naar toe gaan.
Sommigen menen dat ‘geloof’ synoniem is voor ‘geloof hechten aan’. Het ‘geloof’ als een simpele aanname, zouden we wellicht kunnen zien als bijgeloof (daar kom ik later nog op terug). Want ‘geloof hechten aan’ een verhaaltje, een sprookje, een dwerg, een profeet is – los van een coherent wereldbeeld waar deze in past – niet anders dan een op angst gebaseerde behoefte aan enige houvast. Ik denk echter niet dat er veel christenen zullen zijn die zeggen een verhaal te hebben gehoord en toen zijn gaan geloven. Het is eerder zoals Chesterton zijn bekering beschrijft als ‘een sleutel die precies in het slot bleek te passen’. Het is niet slechts een prettig gevoel of leuk idee, zoals bij de ontdekking van de ideeënmachine van Mendacem, maar het feit dat er een heel naburig koninkrijk blijkt te bestaan. Dat de wereld wellicht onbegrijpelijk, maar samenhangend blijkt te zijn.
Maar bij dit alles moet ook aangetekend worden dat het christelijk geloof niet zomaar een levensbeschouwing of wereldbeeld is met de daarbij behorende argumentatie, het is ook een praktisch geloof. Het is het geloof in een Persoon en geloven is in die zin je verbinden met de Ander (Buber). Dit is geloven in – en vertrouwen op – tijdens het dagelijkse leven. Het is net als je partner die tegen je zegt ‘ ik houd van je’ en jij dat gelooft. Niet omdat je eerst de feiten gaat checken, omdat hij/zij de juiste argumenten daarbij te berde brengt of omdat het goed voelt. Nee, het is omdat je samen je weg vervolgt, omdat je gezamenlijke ervaringen opdoet en omdat je vertrouwen zich ontwikkeld in de ander.
Bijgeloof of volksgeloof is volgens Wikipedia: ‘een niet op godsdienst of wetenschap gebaseerd geloof. Het houdt meestal in dat er iets veroorzaakt zou kunnen worden door bovennatuurlijke krachten of machten.’ Daarmee is het antwoord op de vraag eigenlijk heel simpel: bijgeloof is iets wat bestaat naast ‘een op godsdienst of wetenschap gebaseerd geloof’. Maar volgens mij is er nog wel iets meer over te zeggen. Bijgeloof is het idee controle te kunnen hebben of uitoefen op de wereld om ons heen door ergens geloof aan te hechten: drie keer kloppen jaagt geesten weg, onder een ladder doorlopen brengt ongeluk, een zwarte kat zien betekend dat je het beste kunt binnenblijven die dag om geen pech te hebben (wat vaak een self-fulfilling prophecy blijkt te worden).
Bijgeloof lijkt mij daarom gebaseerd op een laag zelfbeeld en een angstig wereldbeeld. Ik denk ook dat dit de reden is waarom het bij bepaalde wereldbeelden vaker voorkomt dan bij andere. Bijvoorbeeld bij geloof in een boze God die niet makkelijk mild te stemmen valt is het nuttig zelf nog wat invloed te kunnen uitoefenen. Overigens niet te verwarren met symbolen, beelden en rituelen die bij een godsdienstbeleving kunnen horen.
In die zin is bijgeloof universeel en past bij alle levensbeschouwingen, zelfs een atheïst kan bijgelovig zijn. Alhoewel het idee van controle door bepaalde handelingen en gedachten een geloof moet zijn in het invloed uit kunnen oefenen op een geestelijke wereld en het creëeren van ‘karma’. Om die reden kan voor de atheïst het afkloppen van ongeluk, vanuit zijn materiële wereldbeeld, niet meer zijn dan onnozelheid, voor de christen is het een zonde omdat het God moet ontvangen met open handen. Niet met de handen geklemd om (het idee van) controle. De mens als centrum van controle mag voor de atheïst logisch lijken, en dus het idee van het hanteren van controle, voor de gelovige is God het centrum waar wij naar toe bewegen.
Kortom; er zijn verschillende soorten van ‘geloof’, maar het geloof van een christen is niet slechts een verhaal, maar een Persoon. En die Persoon past als een sleutel op het sleutelgat waardoor een coherent wereldbeeld ontstaat. Maar in het dagelijks leven betekend geloof vooral je verbonden weten met deze Persoon. En die persoon is Jezus Christus, het kloppende hart van het christendom.
- Ik meen dat C.S. Lewis hierover heeft geschreven in ‘Onversneden christendom’.