Waarheid
Een idee is een overdenking die zich in iemands geest ontwikkeld. Een waar idee is een idee dat correspondeert met de werkelijkheid. De werkelijkheid is fysisch (wat wij kunnen waarnemen, het materiële) en metafysisch (het wezen van de werkelijkheid die we waarnemen, het immateriële). Zo is een idee zelf metafysisch.
Waarheid is een waar idee. Maar waarheid kan ook waar zijn voordat het een idee is. Een nog onontdekt idee. Waar zetelt deze waarheid, als het (nog) niet in iemands geest is? In de werkelijkheid. De waarheid is daarmee allereerst werkelijk, vervolgens een idee. Een idee wordt dan ook niet geboren, maar ontdekt. Niet bedacht, maar gevonden.
Waarheid geloven, is haar behouden in de ideeënwereld. En waarheid toepassen, haar werkelijk (geboren) laten worden. Zo dacht ik. Maar dat is niet meer dan een zichzelf vervullende profetie. Waarheid is al werkelijk, en om die reden tevens idee. Niet andersom. Het is dan ook niet een werkelijk laten worden, maar een alreeds Zijn. Het ontdekken is een blootleggen van het verborgene, waarmee het licht van waarheid schijnt in de duisternis.
Wet
De wereld bestaat niet op basis van wetmatigheid, maar wetmatigheid beschrijft hoe de wereld bestaat. Het dicteert niet, maar beschrijft. Natuurwetten zien als verklaring is een van de grootste vergissingen van zijn eeuw, schrijft Wittgenstein. Een natuurwet is dan ook geen bouwsteen, maar geeft de logica, ja, doelmatigheid weer van wat wij zien. Het laat de bouwstructuur zien, niet het waarom van wat het bouwt. En al helemaal niet het waarom van de bouwstructuur zelf. De wereld beschouwen vanuit een dergelijk deductief verklaringsprincipe is sciëntisme: de Wetenschap als nieuwe religie, wetmatigheid haar profeet.
Een natuurwet is dan ook geen verklaring, maar een beschrijving. Het is feitelijk niet eens een wet die dicteert, maar een herhaling van zetten (Wittgenstein). Het is denk ik daarom dat Chesterton schrijft: “Het is mogelijk dat God elke ochtend ‘Nog een keer’ zegt tegen de zon en elke avond ‘Nog een keer’ tegen de maan. Het is misschien niet een automatische noodzaak dat madeliefjes op elkaar lijken. Het kan zijn dat God ze afzonderlijk maakt, maar nooit moe wordt om ze te maken. Het kan zijn dat Hij de eeuwige gretigheid heeft van een kind, want wij hebben gezondigd en zijn oud geworden en onze Vader is jonger dan wij.”¹
Tijd
Augustinus stelt de vraag: Wat is tijd? Er is geen verleden, er is geen toekomst, er is alleen heden, gepasseerd heden en toekomstig heden. Gods scheppende Woord, buiten de tijd gesproken, klinkt van begin tot heden. God is niet alleen schepper, Hij is nog scheppend. Waarheid is Gods scheppende woord wat in het heden doorklinkt.
Waarheid is subjectief, hoor ik iemand zeggen. Net als tijd, zeg ik op mijn beurt. Tijdsperceptie is voor ieder anders. Toch stijgt tijd uit boven beleving, het is herleidbaar in zijn causaliteit. Het blijkt meetbaar. Zo is ook waarheid subjectief en daarmee relatief, maar enkel op belevingsniveau. Waarheid overstijgt beleving. Tijd is echter een wetmatigheid, waar waarheid de grond van is.
Maar waarheid zetelt in de werkelijkheid en is daarmee toch tijdsgebonden? Dat is het verschil tussen de waarheid die schept en de geschapen waarheid. Dat is een verschil als tussen de zon en haar licht. De zon is het beeld van het eeuwige, de tijdreis van de zonnestralen als het gesproken scheppende woord wat doorklinkt door de tijd, het licht het beeld van geschapen waarheid die schijnt in de werkelijkheid (maar er geen onderdeel als zodanig van is), het verlichtte is wat waarneembaar wordt in onze werkelijkheid.
Waarheid is al werkelijk buiten de tijd, komt tot aanschijn binnen de werkelijkheid van het heden.
Licht
In die waarheid begeven wij ons, ‘de waarheid waardoor alle dingen zijn’. ‘Zo oud en zo nieuw’. ‘Waar ik waarheid vond, daar vond ik God’, schrijft Augustinus. Al onze gedachten en emoties en herinneringen veranderen, maar God niet ‘gij blijft onveranderd boven alle dingen’.²
Is het daarom dat Augustinus schrijft ‘ik wens haar te doen, de waarheid, (…)’? Want de waarheid is al aanwezig in al haar kracht. Haar geloven maakt haar niet meer aanwezig, haar volgen en doen maakt haar wel meer zichtbaar in het heden van de werkelijkheid. Haar kennen is de ware vreugde.
“Want het woord van God is vol leven en kracht. En het is scherper dan het scherpste zwaard. Het dringt zó diep in ons door, dat het ziel en geest van elkaar kan scheiden. Het laat ons zien wat er in ons is, al zit het nóg zo diep verborgen. Het brengt onze diepst verborgen gedachten en plannen aan het licht. Niemand kan zich voor God verbergen. Alles wat we zijn en doen, is zichtbaar voor God.”³
- https://chesterton.nu/2015/11/27/de-eeuwige-gretigheid-van-een-kind/
- Belijdenissen, Aurelius Augustinus, flarden uit boek X
- Hebreeën 4: 12-13a https://www.basisbijbel.nl/boek/hebree__n/4