Als je klein bent ervaar je alles, zelfs het kleine, als wonderlijk en groots. Eenmaal groot geworden ervaren veel volwassenen het grootse klein, omdat ze weten – maar vaker; dénken te begrijpen – hoe het werkt.
Maar deze volwassenen beseffen niet dat de wetenschap nog steeds niet kan doorgronden wat zwaartekracht is, ook al landen we met diens wet op de maan, gebruiken we wiskunde als voorspellende waarde, ook al heeft 1+1 nog nooit materie opgeleverd en weten we niet wat leven is, ook al doen wij het op dit moment.
Misschien moeten we ook daarin Jezus advies ter harte nemen, en in de verwondering worden als een kind. Is dat het vieren van onwetendheid? Nee, het is het vieren van de verwondering; dat wil zeggen dat, ook al kun je doorgronden hoe het werkt, begrijpt dat het toch een wonder is omdat het werkt. En het leven is wonderlijk.
Ieder die iets anders beweert reduceert ons begrip van de wereld tot de beperkte mogelijkheden van onze hersencellen – die volgens dezelfde logica uit louter toeval en zonder reden is ontstaan, dus per definitief onbetrouwbaar. En het reduceert ons begrip van de wereld tot slechts het materiële – ook al is ze uit niets ontstaan, dat wil zeggen; uit het immateriële.
Van John Lennox heb ik de volgende vergelijking, die door kinderen begrepen, maar door volwassen niet verstaan wordt: Hoe kun je de werking van een auto begrijpen? Door de regels van de fysica of door Henry Ford? Natuurlijk door beiden.
Is alles wat wij zien en kunnen berekenen, meten en beredeneren nu afdoende om van God af te komen? Is Hij ontmanteld als alle ‘gaten’ in onze wetenschap zijn gevuld? Natuurlijk niet.
Een van de meest briljante wetenschappers ooit, Isaac Newton, dacht dat de mens juist meer tot God zou aangetrokken worden als hij meer van zijn werk zou begrijpen. Het natuurlijk komt uit het bovennatuurlijke. Laten we ons meer verwonderen en meer zijn als een kind. Want we zijn allen kinderen van onze Vader.