Opeens waren wij geen hulpverleners, maar belandden wij zelf in een hulpverleningstraject. Misschien heeft het daarom ook wel zo lang geduurd voordat we konden erkennen dat er hulp nodig was. Dit boek vertelt een deel van ons verhaal.
Het vertelt ons verhaal op verschillende manieren, voor verschillende doeleinden. Allereerst is het ons verhaal, omdat we als gezin nagedacht hebben over hoe het was. En wat er in een boek zou moeten komen te staan. Welke grapjes leuk zijn om te vertellen en welke niet. Wat belangrijk is, en wat minder belangrijk. Hoe het over ons gaat, maar verzonnen is. En toch over ons gaat. Het helpt ons om ons verhaal bespreekbaar te maken als gezin. Het helpt om het met elkaar te verwerken en een plaats te geven. Dit boek hebben we dan ook in de eerste plaats voor onszelf geschreven.
Maar het boek is er ook gekomen omdat wij zelf op zoek waren naar een boek om een opname in ons gezin bespreekbaar te maken toen het slecht met ons ging. Toen ‘mama ging logeren’, maar dit voor de kinderen niet te begrijpen was. Toen wij zelf nauwelijks woorden hadden. Het zelf ook niet begrepen. En misschien soms nog niet begrijpen. We hopen dat het jullie, lezers van dit boek, zal helpen om jullie verhaal te vertellen. Met elkaar in jullie gezin. Om voor te bereiden op een periode die komt, om terug te kijken op een periode die is geweest. Om te beleven en te huilen en te lachen.
Het boek is verder bedoeld voor ieder die er zijdelings mee te maken heeft: opa’s en oma’s, ouders, ooms en tantes, vrienden, familie, broers en zussen. Om te begrijpen hoe intens en ingrijpend een dergelijke periode kan worden beleefd. Niet alleen voor degene die zal worden opgenomen, maar ook voor de achterblijvers. En met name natuurlijk voor de kinderen. Over de emotionele impact, maar ook wat het organisatorisch betekent. En dat het na een opname niet klaar is, maar juist dan pas echt begint.
Voor ons is het geweest, maar nog niet klaar. Het is niet zoiets als een kies die je kunt laten trekken. Dit boek gaat over een fase in ons gezinsleven, maar wel een heel belangrijke fase met grote invloed. Onze kinderen kregen last van driftbuien, emotioneel terugtrekken, kregen geloofsvragen, hadden moeite met autoriteit, wilden niet meer naar school. Hoe moet je daar nu allemaal mee omgaan, zeker als je zelf ook niet lekker in je vel zit?
Met dit boek willen we dan ook niet alleen een fase laten zien, we willen laten zien dat het niet vanzelf gaat. Dat hulp noodzakelijk is, al dan niet professioneel. En dat we niet alleen zijn. Op het moment van schrijven is de schatting dat er ruim 400.000 ouders zijn met een psychische stoornis en/of verslaving die met elkaar meer dan 420.000 kinderen onder de 12 jaar grootbrengen (bron: Trimbos).[1]
Wij hebben veel steun ervaren aan ons geloof, aan helpende familieleden en vrienden, flexibele werkgevers en hulpverleners. Maar het is ook een belasting als ik terugdenk aan al die afspraken met het wijkteam, schoolmaatschappelijk werk, docenten, orthopedagoog, huisarts, psychologen en therapieën, relatietherapeut, begeleider, teamleider, P&O, Arboarts. En dan nog de ‘normaal’ lopende zaken op school, sport, werk, consultatiebureau, logopedie, verjaardagsfeestjes, afspraken met vriendjes en het sociale verkeer. Het is zoveel meer dan een tijdje stoppen met werken om op te knappen.
Kortom: dit boek is in de eerste plaats bedoeld als leesboek voor gezinnen waarin een van de ouders zal worden opgenomen, maar is daarnaast bedoeld voor het vergroten van begrip en het geven van handvatten.
Wij hopen dat dit boek daaraan mag bijdragen.
Een warme groet van ons!
[1] In feite zijn het nog veel meer ouders met kinderen, omdat niet alle stoornissen in deze cijfers zijn meegenomen.
- In feite zijn het nog veel meer ouders met kinderen, omdat niet alle stoornissen in deze cijfers zijn meegenomen.Over ons