Ik vond van de week een oude notitie die ik een paar jaar geleden tijdens een vakantie had gemaakt. De gedachte betreft het ‘aanstekelijk christen’ zijn. Maar kijkend naar onze levens, naar mijn eigen leven, is het vaak niet zo jaloersmakend. En wanneer is het jaloersmakend? Als je altijd aardig, vrolijk en optimistisch bent? Als je geen fouten maakt, een perfect leven hebt? Je altijd inzet voor anderen?
Bij het horen van het lied ‘Then they Will know’ (Preson Phillips) viel mij in het bijzonder de volgende strekking op: ‘Als wij lief hebben, als wij vergeven zijn, dan zullen ze weten dat we geliefd zijn, dat we vergeven zijn.’ En dat is het hart van het christendom. Alle uiterlijkheden en ‘hoe je over komt’ valt weg tegen de echtheid en authenticiteit van daadwerkelijk zelf vergeven te zijn, geliefd te zijn. Dát is aanstekelijk. En dat is zo’n rijke voedingsbodem dat er vanzelf meer uit voortvloeit, meer vergeving, meer liefde. Niet als doel, maar als gevolg. Ik moest denken aan wat ik de dag ervoor gelezen had bij Wiman (mijn heldere afgrond):
‘Onschuld werpt ons terug op Gods eerste roep, op ieder moment in ons leven waarop we met stomheid werden geslagen, met angst, verwondering. Is zij afwezig, dan heeft het geen zin om voor God te pleiten teneinde anderen te overtuigen, want we zijn zelf niet overtuigd.’ – Christian Wiman
Gods aanwezigheid, vergeving en liefde moeten allereerst in onze eigen levens aanwezig zijn wil het met kracht doorzetten in levens van anderen. Het is dus niet ‘kijk eens wat wij te bieden hebben’, maar: door onze levens kun je zien dat wij zélf vergeven, geliefd zijn. Dát is jaloersmakend christendom.