Naast het doel van de wet is een ander belangrijk punt om bij stil te staan waarom de wet in de tijd gegeven is. Waarom kwam deze pas na 2000 jaar? Waarom niet meteen aan Adam meegegeven bij de uitgang van het paradijs? Hier moeten we onderscheid maken tussen verschillende soorten wetten. Met name twee: de wet van God (1 Kor.9:21), dat is de morele wet of gedragsregels en de Mozaïsche wetten, dit zijn de ceremoniële wetten.
Leven onder de wet
De wet van Christus of de wet van God gaat over de morele wet, maar Jezus verdiept deze nog eens (in de bergrede). Het gaat daarbij uiteindelijk niet meer over uiterlijke regels, maar over een innerlijke wet (kom ik op terug). De 10 geboden zijn dan wel aan Mozes gegeven na 2000 jaar, maar waren daarvoor al bekend. Misschien omdat Adam zo dicht met God gewandeld heeft, de wereldbevolking nog niet groot was, de overlevering dicht bij het begin van het ontstaan van de mensheid stond, hoe het ook zij, uit verschillende bijbelteksten blijkt dat het bekend was dat bijv. elkaar doden niet goed was en God de mens daar ook verantwoordelijk voor hield (Gen.4:8-11) of het niet mogen vereren van verschillende (af)goden (Gen. 35:2).
Het bevreemd mij niet omdat ik sterk geloof in een universele moraliteit. Dat wil zeggen dat alle mensen kunnen weten wat goed en slecht is op basis van deze moraliteit, los van de culturele, tijdgebonden en gemeenschappelijke moraal. Indien God de schepper is heeft hij dit in de schepping verwerkt en heeft dit te maken met de (vrije) wil van de mens. Hierover later meer, want dit staat niet los van ons denken over de (reden van de) wet. Vervolgens is het niet gek dat deze universele wetten als basis voor het Joodse volk gebruikt zullen worden. Het is als een grondwet.
De weg naar het beloofde land loopt langs de Sinaï. Misschien is het doel van de morele wet dat we eraan ontstijgen, maar niemand kan eraan ontstijgen als hij niet eerst erkent dat hij moet gehoorzamen, dat uit alle macht probeert, en vervolgens eerlijk en ronduit erkent dat het niet lukt. – C.S. Lewis (uit: Het probleem van het lijden)
Jezus geeft in Mat.5 vanaf vers 17 aan dat hij niet is gekomen om de Wet en Profeten af te schaffen maar juist om alles te doen wat er in staat. Dit moest hij doen omdat hij als Jood was geboren en alleen zó zou Hij de mensen die zich ook aan de wet van Mozes moesten houden, kunnen bevrijden. Zo zouden we niet langer slaven zijn. We werden kinderen van God, met de rechten van kinderen (Gal.4:5).
Jezus bevestigt in Mat.5 het eeuwig durend karakter van het hele oude testament (dat is de Wet en Profeten) en dat deze nuttig zijn om te onderwijzen en onderhouden. Ook christenen van nu moeten zich houden aan de wet. Maar niet aan de Mozaïsche wet, Jezus heeft deze tenslotte vervuld (ook daarover later meer), denk bijvoorbeeld aan de offerwetten: Jezus is nu het lam voor ons geslacht. Wij hoeven niet meer te offeren. Maar als dit is vervuld, en we niet meer hoeven te offeren, spreekt Jezus zichzelf hier dan tegen?
We moeten een paar dingen in gedachten houden: Jezus sprak dit uit vóór zijn sterven en opstaan en daarmee voordat het nieuwe verbond is ingegaan. Jezus geeft hiermee aan dat deze wetten wel degelijk van betekenis zijn, en later blijkt dat de betekenis dieper is dan de letterlijke betekenis. Het blijkt een schaduw te zijn van de goede dingen die nog moesten komen (Hebr.10:4-10). Door de offers werden de mensen elk jaar herinnerd aan hun ongehoorzaamheid (net als bij de 10 geboden). Paulus geeft dan vervolgens in vers 8 aan dat het God niet te doen is geweest om de offers, maar het eerste voor het tweede vervangt. En door het offer van het lichaam van Jezus Christus zijn wij voor altijd volmaakt gemaakt (Heb.10:10).
Wat mij betreft blijkt hier dan ook het volgende: óf je moet je volgens Mat.5 aan alle geboden houden die in ‘de Wet en Profeten’ staan (dat is: het oude verbond) óf je valt onder het nieuwe verbond. Er is geen tussenweg. Let op: ik zeg hiermee niet dat deze wetten niet meer gelden. Dat heeft alles te maken met twee andere belangrijke ideeën die ik later uitwerk: de (vrije) wil en ons begrip van vervullen of afschaffen.
De wet van Christus
Ik heb hem al benoemd: de wet van Christus. Dit begrip komt van Paulus die in 1 Kor.9:21 het volgende zegt: Bij de mensen die de wet van Mozes niet kennen, leefde ik zelf ook niet volgens de wet van Mozes. (Maar natuurlijk leef ik voor God niet zonder de wet, want ik houd me aan de wet van Christus.) Zo hoopte ik die mensen voor Christus te winnen.
Klopt de wet van Mozes dan niet met de belofte van God? Juist wel! Want als de wet de mensen had kunnen redden, dan zouden de mensen inderdaad vrij van schuld zijn geweest als ze zich precies aan die wet hielden. Maar dat konden ze niet. Dus door de wet gingen de mensen juist zien hoe slecht ze zijn. Zo zouden ze gaan begrijpen dat ze alleen door geloof in Jezus Christus hun deel van de belofte zouden krijgen en niet door zich aan de wet van Mozes te houden.
Maar voordat dit geloof er kwam, beschermde de wet ons. De wet hield ons op het rechte pad. Pas later zouden we begrijpen dat we geloof nodig hebben. De wet van Mozes was dus bedoeld om ons te leiden en op te voeden totdat Christus zou komen. En door in Christus te gaan geloven, zouden we kunnen worden vrijgesproken van schuld. En nu het geloof is gekomen, hoeven we niet meer door de wet van Mozes geleid en opgevoed te worden (Gal.3:22-25, BasicBijbel).
Het doel van de wet is: Jezus, zo zagen we eerder. Ook wil God zijn wet op ons hart schrijven (Jer.31:33, Hebr. 8 en 10, 2 Kor.3:3), in plaats van buiten af opleggen. Met de uitstorting van de Geest is dat ook gebeurt. De Geest van Jezus is in ons. Heb je nog een oppasser nodig als de ouders weer in huis zijn? Dat lijkt me niet. Is daarmee de oppasser afgeschaft? Nee, haar rol is vervuld (en niet onnodig geweest) en is nu weer overgenomen door de ouders. Dit zal ik later nog wat verder uitwerken.
Een priesterlijk volk
Als ik nadenk over waarom de wet is gegeven, kom ik op nog een ander belangrijk thema. Het gaat God namelijk niet (alleen) om de individuele gelovige, maar om een volk. Waar Hij naar verlangt is de mensheid vrij te zien. Vrij van de slavernij, de zonde, het recht en de aanklacht van Satan. Vrij om bij Hem te komen.
In eerste instantie werden individuele gelovigen apart gezet, zoals Abraham en Noach. Deze gaven een boodschap met hun leven en spreken. Uit deze door Hem gekozen geslachtslijn kiest hij een volk wat Zijn hart voor deze wereld moet laten zien. Het volk Israël begint uiteindelijk bij Jacob (Gen.35) die de naam Israël krijgt. Een volk dat een priesterlijk volk moet zijn. Welke door de wetten moet laten zien wat hun staat van zijn is (zondig) en dat ze het niet op eigen houtje kunnen redden. Ze zijn niet uit zichzelf te rechtvaardigen. En uit dat volk verwekt Hij de Verlosser van de mensheid. Tot zegen van alle naties (Gen.12:2-3, Gal. 3:8). En daarmee vormt Hij uit alle gelovigen een volk waaraan hij laat zien wat Zijn hart is. Een volk geënt op de olijfboom (waarvan de wortel, het ontstaan, God zelf is) waarvan de takken Jood en heiden zijn. Één lichaam waarvan Christus het hoofd is (Kol.1:18; Ef.1:22). Dat wil overigens niet zeggen dat de aardse bestemming van het volk Israël gelijk is aan die van de ‘gelovigen onder de volken’ (maar dat is weer een ander onderwerp).
Mensen werden nooit gered op basis van de wet maar op basis van hun geloof (Hand. 16:30-31, Rom. 10:4). Alle mensen, Joden en heidenen, voor en na Christus, zijn dan ook gered op basis van hun geloof en door het offer van Jezus (ook al was dit na hun tijd op aarde). Een goed artikeltje hierover is van David Servant: Salvation B.C. and A.D.
> Lees hier verder in deze blogserie over de wet
Onderwerpen die aan bod zullen komen zijn o.a.:
de rol van de de (vrije) wil, vrijheid in Christus,
vervullen of afschaffen, wet of leefregel.