Steun ons | Klik hier
Tijdens een hoorcollege over kritisch denken geeft filosoof Johan Braeckman aan dat Jezus oproept tot lichtzinnig geloven (het tegenovergestelde van kritisch denken). Zo in de trant van: ‘geloof nu maar; ook al heb je het niet gezien of begrijp je het toch niet helemaal‘. Braeckman baseert dit op het verhaal uit Johannes 20 over ‘ongelovige’ Thomas:
Tomas was er niet bij toen Jezus bij hen kwam. Hij was één van de twaalf leerlingen en werd ook wel Didymus (= ’tweeling’) genoemd. De andere leerlingen vertelden hem: “We hebben de Heer Jezus gezien!” Maar hij antwoordde: “Ik geloof het pas als ik in zijn handen de wonden van de spijkers zie. Ik wil ze met mijn eigen vingers aanraken en ik wil met mijn eigen hand in zijn zij voelen.“
Acht dagen later zaten Jezus’ leerlingen weer in het huis. Nu was Tomas erbij. Jezus kwam binnen, ook al waren de deuren dicht. Hij stond plotseling tussen hen in en zei: “Ik wens jullie vrede toe!” Daarna zei Hij tegen Tomas: “Kijk naar mijn handen en voel ze met je vingers. Voel met je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.” Tomas antwoordde Hem: “Mijn Heer en mijn God!” Jezus zei tegen hem: “Geloof je pas nu je Mij hebt gezien? Wat is het heerlijk als mensen die Mij niet gezien hebben toch geloven!“
Volgens Braeckman kunnen we, als we kritisch willen denken, het bekende WWJD (what would Jesus do) beter vervangen door Wat Would Thomas Do. Ofwel: Wat zou Thomas doen. Maar de vraag is: roept Jezus hier daadwerkelijk op tot een niet-kritische houding waarin je alles maar moet geloven? Om die vraag te beantwoorden pak ik er nog een ander gedeelte bij (Lukas 18), waar Jezus iets soortgelijks lijkt te beweren:
De mensen brachten ook hun kleine kinderen naar Jezus toe. Ze wilden dat Hij hun de handen op zou leggen. Toen de leerlingen dat zagen, stuurden ze hen weg. Maar Jezus riep de kinderen naar Zich toe en zei: “Laat de kinderen naar Mij toe komen en houd ze niet tegen. Want het Koninkrijk van God is voor mensen die zijn zoals zij. Luister goed! Ik zeg jullie: als je het Koninkrijk van God niet aanneemt zoals een kind dat doet, kun je het niet binnen gaan.“
Ook hier lijkt Jezus een duidelijke voorkeur te hebben voor lichtzinnig geloven door ’te geloven als een kind’. Maar wat je doet als je op deze manier naar Jezus woorden kijkt, is Jezus woorden te bezien vanuit het huidig wetenschappelijk paradigma. Jezus benadrukt in beide gedeelten echter de realiteit van zijn koninkrijk en het vertrouwen in de relatie met hem. Het is niet ‘geloof maar dat ik besta, ook al zie je me niet’, het is ‘vertrouw op mij, blijf verbonden met mij, je kent mij toch? Ik had je dit toch al verteld?’.
Een voorbeeld van Richard Rohr verduidelijkt dit nog meer: stel je voor dat je een student bent op de toneelschool. Je bent een enorme liefhebber van toneel, theater, film. Maar aan het einde van je studie kom je erachter dat je niet meer zo geniet van een toneelstuk als je altijd deed: je bent nu steeds aan het analyseren. Tijdens een voorstelling denk je aan de methoden die gebruikt worden, het script, acteerprestaties, toneelattributen, kostuums, decor en belichting. Je eerste onbevangenheid ben je kwijt. De echte beleving en emoties van het moment kun je niet meer pakken.
Jezus refereert bij Thomas niet aan wetenschappelijke en filosofische beschouwingen over ‘geloven in goed vertrouwen’, maar een midden in de realiteit van het leven staand ‘vertrouwen als basis van geloof’. Of misschien nog beter: aan verbinding en loyaliteit. Niet aan de ‘waarheid’ als ‘geloven wat de andere gelovigen zeggen’, maar aan de Waarheid als persoon. Het geloven zoals Jezus benadrukt is niet een geloof zoals je in kabouters kunt geloven, maar zoals je in je partner kunt geloven als hij/zij zegt trouw aan je te zijn. Jezus zegt: laten we samen staan in de realiteit van het leven. Vertrouw Mij.
Maar al te vaak hebben we Jezus daadwerkelijk ontmoet en zijn we vol enthousiasme begonnen aan een leven met Hem. Over de jaren zijn we echter gaan lezen, en luisteren en theologiseren. En in al deze dogmatiek, wetten en concepten zijn we Jezus kwijt geraakt. Ik ben hem zelf vaak uit het oog verloren. En als de theologie dan afbrokkelt, als wetenschap afbreuk doet aan vertrouwde ‘waarheden’, dan blijk je met al deze concepten en ideeën je geloof kwijt te raken. Er was een schat, daaromheen bouwden wij een kasteel. Maar nu het kasteel een ruïne is, komt het er op aan of de schat bewaard is gebleven.
Het kasteel staat voor een zelf-aangeleerde controle die je wilde krijgen over God. Maar God valt niet onder menselijke controle te stellen. Wat je kwijt raakte, wat is afgebrokkeld, was misschien wel waar je in geloofde, maar bleek niet het vertrouwen en de verbinding met Jezus te zijn. Te mogen geloven als een kind is in vrijmoedigheid, vrijheid en blijdschap tegen God te kunnen zeggen ‘Vader’. De vraag of je als gelovige kritisch zou moeten denken is er wat mij betreft één in de categorie ‘geef de keizer wat de keizer toekomt‘: ja, je moet kritisch blijven nadenken, maar het staat los van wat je God hebt te geven.¹
..
Eindnoten:
- Bijvoorbeeld argumenten bedenken voor en/of tegen het bestaan van God kan een zinvolle exercitie zijn om eigen aannames te toetsen. Het kan je misschien helpen om te gaan geloven of er juist mee te stoppen. Maar het heeft niet zoveel te maken met concreet geloven zèlf, met interpersoonlijke verbondenheid, met een levensveranderende ontmoeting met Jezus. Het heeft te maken met het kasteel – niet de schat. Het is zoiets als het aanwenden van natuurwetenschappelijke methoden om het bestaan van God vast te stellen. Of het aangeven van een loep om naar de sterren te kijken.
Mooie analyse. Kan me er als kritische denker in vinden. Heb zelf mogen ervaren dat al mijn Bijbelkennis mij niet dichter tot God brengt. Maar dat God deze kennis wel op bepaalde momenten in mijn gedachten kan brengen en dan ‘werkt’ dezelfde kennis wèl tot mijn geloofsopbouw.
Dank Anne, en daar heb je inderdaad gelijk in!