Vandaag ben ik jarig en trakteer ik op een wens voor jou: dat je dromen mogen uitkomen.
Want daar wil ik het graag over hebben: dromen. Levensgrote dromen. Dat dromen verplicht zou moeten zijn en nooit genoeg gedaan kan worden. Maar waar heb ik het dan over? Wat is een droom? Je zult ongetwijfeld verschillende associaties hebben bij het woord ‘dromen’, dit zijn er zo een paar: een droom is wat je onderbewustzijn produceert als je slaapt. Een droom is de wens van het hart. Een droom is een visie. Een droom is het tegenovergestelde van de werkelijkheid. Dit idee hanteer ik: een droom is een beeld van wat de werkelijkheid zou kunnen zijn.
Een droom is niet het tegenovergestelde van de werkelijkheid, maar een beeld van wat de werkelijkheid kan zijn.
De droom als toekomstbeeld
Daarmee is de droom een toekomstbeeld. Maar let op: niet het beeld zelf, maar wat het uitbeeldt is waar het om draait. Daarmee hebben we de potentie van een droom mede als het kernprobleem van een droom te pakken. De droom is een middel om aan te tonen wat de werkelijkheid zou kunnen zijn – de potentie van de werkelijkheid. De droom zelf is niet het doel. Het I have a dream van Martin Luther King gaat niet alleen over discriminatie of rassen of gelijkheid. Het gaat over een diep nastreven van gerechtigheid door benoemde zaken heen, èn door al de onbenoemde.
Er zijn mensen die geen verschil zien tussen een boomschommel en een fabrieksschommel omdat beide dezelfde beweging maken. Maar het verschil is heel wezenlijk. Het is eenzelfde verwarring als dat van het bezit van een schommel met het verlangen naar het idee van een schommel – dat wat schommelen zou kunnen zijn.
Ik zal dat proberen toe te lichten: de jongensdroom gaat altijd over avontuur, reizen, een landgoed met veel gasten en feesten, mensen te redden en draken te doden. Indien de jongen volwassen is geworden herinnerd hij zich alleen het grote landgoed en verwart carrière met avontuur. Wat overblijft is een materialistisch najagen van geluk. De man in de (te) grote pick-up, om er slechts mee naar zijn werk te rijden, is eerder zijn mannelijkheid aan het bewijzen dan zijn jongensdroom aan het najagen.
Het kan echter zijn dat de man van de pick-up dichter bij zijn droom staat dan de man die slechts zoekt naar praktisch nut en kostenefficiëntie. De laatste denkt mogelijk alleen aan besparingen, rekeningen en alledaagse zorgen, waar de eerste zijn hart sneller doet laten kloppen. Maar het blijft zandtaartjes bakken.
Wij zijn halfhartige wezens, onszelf voor de gek houdend met drank en seks en ambitie terwijl oneindige vreugde ons wordt aangeboden. Zoals een onwetend kind die door wil gaan met het maken van zandtaartjes in een sloppenwijk, omdat hij zich niet kan voorstellen wat bedoeld wordt met het aanbod van een vakantie aan de zee. We zijn veel te snel tevreden. – C.S. Lewis
Dromen en identiteit
Voor sommigen is materieel gewin verweven met identiteit: auto’s, telefoon, huis, bankrekening, symbolen van status. Maar ook immateriële zaken sluit dit niet uit: het ‘hebben’ van een gezin, studie, carrière, kennis of belezenheid, kunnen allemaal sterk verbonden zijn met identiteit. Maar het verschil tussen ‘zijn’ en ‘doen’ is net zoiets als tussen wortel en vrucht. Het één brengt het ander voort.
Bij een droom gaat het nooit over producten, maar ideeën. Het gaat om vrijheid en gerechtigheid, altruïsme, gastvrijheid en heldenmoed. Bij mensen loopt dit vaak door elkaar heen, het verlangen naar een groter huis om gastvrij te kunnen zijn is maar al te vaak een rationalisatie van de eigen verlangens – tenzij de gastvrijheid er voor het grote huis er al was. Oftewel: wil men een groot huis om gastvrij te kunnen zijn, of is men gastvrij en past een groter huis bij de expansie van de droom. Het gevaar is te bouwen op het verkeerde fundament.
De wens een grote boomhut te bouwen past binnen de jongensdroom, hiervoor een rotte boom te gebruiken is een simpele stommiteit.
Ik kan me weinig motieven indenken die slechter zijn dan een grotere auto of groter huis te willen dan de buren. Dat is het verwarren van de letterlijke droom met diens betekenis. Het geluk in de droom van de bakker is niet slechts het vullen van andermans maag (praktisch), rijk worden (economisch), het mooiste brood maken (esthetisch) of het lekkerste brood te bakken (competitief vakmanschap). Maar het is het lekkerste, best uitziende brood te bakken dat vele magen voedt (niet in het minst die van eigen vrouw en kinderen), voor al de dagen van zijn leven.
Wensdromen
Dromen worden vaak verward met wensdenken. Maar waar een droom aanzet tot het sparen van een euro per week voor de reis naar Amerika, zegt de zelfbenoemde realist na dertig jaar ‘zie je, het is niet gelukt’. Dit soort realisme herbergt de welbekende ‘zichzelf vervullende voorspelling’.
Het probleem met onze dromen, wensen en verlangens is niet dat we te groot denken, maar te klein. Met een reis naar Amerika kun je weliswaar de ‘nieuwe wereld’ ontdekken, kijkend door een microscoop vallen er vele nieuwe werelden te ontdekken. Dat zeg ik niet om dan maar thuis te blijven, maar om het perspectief op dromen te veranderen. Veel van onze wensen hebben de hang naar een vlucht uit de werkelijkheid, maar de droom waar ik het over heb gaat over het vergroten en uitdiepen van de werkelijkheid. Er is niet minder, maar méér mogelijk.
Een droom staat voor mij niet gelijk aan idealisme, al zit er een mate van idealisme in elke droom. Het staat niet gelijk aan revolutie, al zit er ook een mate van revolutie in elke droom. Het staat ook niet gelijk aan verandering, visie, inspiratie, creativiteit, een betere wereld. Het zit er allemaal in, maar staat er niet aan gelijk. Het is een zicht op de wereld die de wereld meer werkelijk, maar ook vreemder maakt – zodat meer mensen passen, niet minder. Niet begrijpelijker, maar wonderlijker – zodat we ons gaan verwonderen.
Iets mag te triest zijn om te geloven of te slecht om te geloven of te goed om te geloven; maar het kan niet te absurd zijn om te geloven op deze planeet van kikkers en olifanten, van krokodillen en inktvis. – G.K. Chesterton
Pragmatisme
Slechts het nastreven van een droom, is leven in een droomwereld – zo zegt de pragmaticus. Maar een droom na te streven wil niet zeggen naïef te zijn, of zonder actie. Droom, rede en handelen dienen hand in hand te gaan. De droom is overigens vaak redelijker dan de werkelijkheid zoals die zich aan ons presenteert. Het pragmatisme wil liever snel overgaan tot ‘oplossingen’, alsof alles wat zich presenteert maar een probleem is welke moet worden opgelost. ‘I have a dream’ gaat dan snel over in ‘laten we nu in redelijkheid kijken wat er mogelijk is’. Pragmatisme staat daarmee in zekere zin tegenover de droom, het smoort het in de kiem.
Het einde van de filosofie is het begin van de pragmaticus: Om vijfentwintighonderd jaar filosofie weg te zetten als een mislukt project kan de volgende methode worden toegepast: je kijkt eerst naar de problemen die de filosofie behandelt, vervolgens inventariseer je het aantal oplossingen, waarna je concludeert dat de oogst zo mager is dat het hele project beter kan worden afgeblazen (bij wijze van troost geef je de filosofie nog een plaats als literair genre). Dit is de pragmatische methode die door Richard Rorty (1931-) wordt ingezet in Philosophy and the mirror of nature (1979). – J. Luitjes
Mensen met een puur pragmatische aanpak stellen in het dagelijks leven effectiviteit boven theoretische of morele overwegingen. Maar ook effectiviteit is relatief. Wat nu effectief lijkt, hoeft dat achteraf bezien niet te zijn geweest of blijkt jaren later genadeloos achterhaald. Bij een droom, waar het gaat om de potentie van de werkelijkheid, is dit minder het geval omdat het kijkt naar wat de werkelijkheid zou kunnen worden, niet naar wat de ‘best mogelijke opties’ zijn of ‘het meest effectief’. Het zijn de mensen met een droom die de werkelijkheid uiteindelijk ook daadwerkelijk weten te veranderen. Het zijn de grote mannen en vrouwen uit de wereldgeschiedenis.
Het leven bezien vanuit een kosten-baten analyse is misschien praktisch en ‘verstandig’, maar is slechts ten dele leven. Er is meer dan verstand alleen, met name als men denkt dat het verstand alleen hiervoor te gebruiken is – er is overigens vaak ook gewoon méér verstand te gebruiken. Er zijn mensen nodig met een grotere visie op de werkelijkheid. Die verder kunnen kijken dan wat nuttig is, of efficiënt of esthetisch of verantwoord. Juist nu.
Sprookjes, fabels en sagen
Een levensgrote droom laat zien wat er mogelijk is. Het legt diepe waarheid bloot en inspireert. Waar de droom een heel persoonlijke openbaring is en nadruk legt, is dat op een meer algemene wijze zichtbaar bij sprookjes. Ook daar ligt diepere waarheid in verborgen. Met de woorden van Neil Gaiman: ‘Sprookjes zijn meer dan waar: niet omdat ze ons vertellen dat draken bestaan, maar omdat ze ons vertellen dat draken kunnen worden verslagen.’
Glas is een substantie die heel belangrijk is in veel sprookjes: de ene prinses woont in een glazen paleis, de ander op een glazen heuvel, weer een ander ziet alles in een glazen spiegel. Ze mogen allemaal in glazen huizen wonen, als ze maar niet met stenen gaan gooien. Van jongs af aan is dat ook het idee geweest dat Chesterton van de wereld had: de wereld is van glas, prachtig en met een ijle schittering. Het geluk blinkt, maar is broos. Het leven is zo helder als een diamant, maar zo breekbaar als een vensterruit. – Wolter Huttinga
Het is niet dat met een droom de werkelijkheid minder gaat schuren, de werkelijkheid grijpbaar maakt of te sturen valt. De droom waar ik het over heb is geen aai over de bol, maar een uitdagende klap in het gezicht. Het maakt je warm, het zet aan tot actie, het laat niet meer los wat het begonnen is. Het is net als het gevecht met een goede vriend: een goede vriend vecht met je, niet tegen je. Maar vechten blijft het. De droom laat niet alleen zien dat er draken bestaan, dat draken kunnen worden verslagen; maar ook dat er een st. George voor nodig is en dat jij dat zou kunnen zijn.
Mikken op het hoogst haalbare
Wat, net als bij een teveel aan pragmatisme, de doodsteek voor dromen kan zijn is het streven naar perfectie. Niet dat het streven naar het hoogst haalbare verkeerd is, juist niet, maar dat is het streven naar perfectie nu juist niet. Daarom zet ik er het woord excellentie tegenover.
Waar perfectie het streven naar foutloosheid is, streeft excellentie er naar het beste uit jezelf en de situatie te halen. Het eerste is het maskeren van onzekerheid, een diepgewortelde wens naar controle. Dit is nu werkelijk het tegenovergestelde van dromen. Het tweede is ten volle leven. Niet als een vorm van hedonistisch, op zichzelf gerichte zelfverwerkelijking, maar als een groeicurve van wat er in potentie al was. Van zaadje naar boom, het ontwikkelen van dat wat in je is gelegd, worden zoals je bent bedoeld.
Als we daar naar streven dan mijden we enerzijds oppervlakkigheid, of misschien beter: vluchtigheid, en anderzijds mijden we een te enge visie op de mens. Waar het streven naar perfectie uitsluit: door de beste te willen zijn, door anderen als fout en imperfect te zien, sluit het streven naar excellentie in. Het wil uitmunten, maar niet overtroeven. Wil het beste van zichzelf zijn, maar niet het beste ten koste van anderen. Het wil diversiteit stimuleren, niet reguleren.
Dan zie ik een bos, maar niet met allemaal dezelfde bomen en niet alleen met bomen. Ik zie: grassen en bomen, struiken en bloemen, fruit en groente en kruiden.
Het is een beeld als die van Paulus over de Kerk waarbij alle leden (ledematen) onderdeel zijn van hetzelfde lichaam. Om te functioneren hebben we elkaar nodig, geen onderdeel teveel, geen onderdeel minder waard.
Het avontuur
Dromen is ook een verlangen naar het wilde, het ruige en onbedachte. Een diner bij kaarslicht is niet hetzelfde als een barbecue bij kampvuur. Net zomin als de warmte van een CV-installatie hetzelfde is als de warmte van een houtkachel. De romantiek van het speciale, intieme en bedachte, naast het feestelijke, spontane en uitbundige. Het wilde hart wil exploreren, zelf ontdekken (‘zelluf doen’). Wil niet alles al bedacht, gecategoriseerd en georganiseerd hebben. Maar na een dag avonturen wil het wilde hart thuis komen in alle rust en intimiteit en genegenheid om met zijn geliefde op de avonturen terug te kijken als de voorbereiding van dat moment. Het een sluit het ander niet uit, het is complementair.
De prinses in de toren wacht op haar prins, maar er zullen eerst wat avonturen beleefd, gevaren ontweken en angsten overwonnen moeten worden voordat ze door hem bevrijdt kan worden.
Om door de gevaren en angsten heen te zien moet men weten dat er een prinses te redden valt. Dat is de inspiratie door de droom heen. De droom is er niet voor niets; het dient ergens toe. Niet voor zelfverrijking, niet om de hand van de prinsen op te eisen, maar om te redden, om de kwade machten te verslaan. Een geïnspireerde droom is dan ook niet zomaar iets en valt ook niet uit eigen kracht te bemachtigen. Om het met Pascal te zeggen: ‘Toeval geeft gedachten en toeval neemt ze weg; geen kunst is bij machte ze vast te houden of te verkrijgen’. Of met Christian Wiman:
Inspiratie is voor denken wat genade is voor geloven: indringen, transcendent, transformerend, maar ook: vluchtig, en, al te vaak, abnormaal.
Ik zou zeggen: dromen maar. Of misschien beter: houdt je dromen vast en jaag ze na. Wat te verliezen valt weegt niet op tegen wat te winnen is.