Tijdens het kijken van een TV-serie moest ik opeens aan het onderwerp van deze blog denken. De serie gaat over een corrupte en immorele stad. In die stad is de hoofdpersoon als detective komen werken. En deze detective is door één ding meer gedreven dan al het andere: het goede te doen en morele keuzes te maken. En daarmee komt de hele stad in de problemen – aan beide kanten van de wet – omdat goed en slecht in deze stad in elkaar zijn overgelopen. De wet laat wel zien wat slecht is en wijst in de goede richting, maar lost het probleem niet op.
De detective veranderd echter alles door een eerlijk leven. Niet door op de wet te wijzen, maar door hem te leven. Door de wet te zijn. Op een gegeven moment zegt de hoogste maffiabaas het volgende over deze detective: ‘Er is niets gevaarlijkers dan een eerlijk mens’. De detective ontregelt de boel, zet alles op het spel wat zo zorgvuldig was opgebouwd. Alle zorgvuldig opgebouwde kwaadaardige zekerheden onzeker geworden.
Er is niets gevaarlijkers dan een eerlijk mens.
Het scheen mij toe als een samenvatting van mijn vorige twee blogs over dit onderwerp. Jezus is de hoofdpersoon die ontregelt en het probleem bij de wortel aanpakt.
Wet of richtlijn
Nu heb ik vaker gehoord dat we het woord ‘wet’ eigenlijk moeten lezen als ‘richtlijn’ of ‘leefregel’. Het komt mij voor dat het hier niet om een daadwerkelijk verschil gaat. In ons taalgebruik is regelgeving eerder de praktische uitwerking van onderliggende wetgeving, en heeft daarmee dezelfde autoriteit en uitwerking in de praktijk. Ik denk echter dat men bedoelt dat wetten in juridisch kader worden uitgegeven en er een bepaalde strafmaat aan hangt bij overtreding. Een leefregel is meer een collectieve afspraak om goed samen te kunnen leven, zonder dat er bij overtreding direct van een consequentie sprake is. Dit zie je bijvoorbeeld terug bij bewonersverenigingen die een afspraak maken over het gebruik van de openbare ruimte(n).
Dat is niet hoe de Bijbel de wet presenteert. Misschien dat men dan bedoeld dat de wet óók als richtlijn kan gelden. Het is een weg die het waard is te lopen. In deze zin opgevat kan ik mij er wel in vinden. Maar over welke wet(ten) hebben we het dan? Niet de ceremoniële wetten, daarvan hebben we al begrepen dat die binnen een bepaalde context gegeven zijn. We begrijpen allemaal dat als je niet naar de tempel hoeft te gaan, de richtlijnen voor de tempeldienst niet gelden. Of als je niet meer hoeft te offeren, de offerwetten niet gehouden hoeven te worden. Niet dat ze ons niets meer te vertellen hebben, juist wel, maar niet zo dat deze wetten in letterlijke zin betrekking op ons hebben.
Uit De kleine filosoof haalde ik de volgende passage over hoe kinderen aankijken tegen regels en goed en kwaad:
Zo zien kinderen van drie al een verschil tussen de moraal van goed en kwaad en de moraal van regels. Ze vonden dat het overtreden van regels verkeerd was. Maar ze zagen in dat dit verkeerd-zijn van een andere orde was dan iemand pijn doen. Ze wisten dat regels te veranderen waren, maar ook dat je je aan eenmaal afgesproken regels moest houden. (…) Zelfs heel jonge kinderen begrijpen al dat we regels kunnen aanpassen, maar dat de fundamentele principes van goed en kwaad al vastliggen. – Alison Gopnik
Op deze manier kunnen we begrijpen dat veel wetten tijdgebonden en verschillend zijn. Er zijn ceremoniële wetten, zoals de voedselwetten en offerwetten, er is sprake van burgerlijk recht, strafwet en morele wetten. Sommige horen bij hun eigen tijd, politieke realiteit (theocratie) en culturele situatie (woestijnvolk), andere staan nog altijd hoog aangeschreven in elke gemeenschap (je mag elkaar niet doden). Er is een einddoel van de ‘Wet en profeten’ (Jezus), maar er is ook een ’tussentijds doel’ (wijzen op de zonde). Er is een concrete werkelijkheid voor de plaats, tijd en situatie waarin de wetten gegeven zijn, maar het heeft ook een overstijgende boodschap voor ons in het hier en nu.
Misschien klinkt dit enigszins schokkend, maar eigenlijk is het wel logisch. Neem bijvoorbeeld het gedeelte over de reinheid van de legerplaats uit Deut.23:12-14: U moet ook een plaats hebben buiten het kamp. Daar moet u naartoe gaan, buiten het kamp. U moet bij uw uitrusting ook een schepje hebben, en het moet zó zijn dat u daarmee een gat graaft wanneer u buiten het kamp gaat zitten. Daarna moet u zich omkeren en uw uitwerpselen bedekken. Want de HEERE, uw God, wandelt binnen uw kamp om u te redden en uw vijanden aan u over te geven. Daarom moet uw kamp heilig zijn, zodat Hij niets schandelijks bij u ziet en Zich van u afkeert.
We beseffen hier allemaal dat wij onze behoeften binnenshuis doen, maar ook dat wij riolering hebben. We beseffen dat wij geen legerplaats zijn en dat deze leefregels daarom in het hier en nu anders zijn. Tegelijkertijd beseffen we dat het heel verstandig is om je eigen nest niet te bevuilen.
Paulus geeft ons ook een voorbeeld waarin dit te zien is: Ja, ook de wet van Mozes zegt daar iets over. Want daarin staat:”Je mag een os die in de oogst werkt, geen muilkorf omdoen. Hij moet onder het werken kunnen eten.” Zegt God dat alleen vanwege de ossen? Of zegt Hij dat ook voor ons? Ja, het werd voor óns opgeschreven. Iemand die ploegt, mag verwachten dat hij ervoor betaald zal worden. En iemand die de oogst helpt binnenhalen, mag verwachten dat hij daarvoor een beloning zal krijgen (1 Kor.9:9-10).
Morele wetten
Wat er met kop en schouders bovenuit steekt zijn de 10 geboden (Exodus 20) welke zijn geschreven door God zelf en het overstijgt elke sociale en culturele context.
Is er iets grappigers denkbaar dan dat een man het recht heeft mij te doden, omdat hij aan de overkant van het water woont en zijn vorst onenigheid heeft met de mijne, ofschoon ik met hemzelf helemaal niets heb? (…) de een zegt dat het wezen van het recht het gezag van de wetgever is, de ander het gemak van de vorst, een derde de in zwang zijnde gewoonte. – Blaise Pascal
Het gaat hier om universele wetten. Deze wetten zijn (ook) wel degelijk gemaakt ten behoeve van de mens. Daarmee is het óók een leefregel. Dit maak ik onder andere op uit wat Jezus zegt over het 4e gebod, het houden van de sabbat: ‘de sabbat is er voor de mens, niet de mens voor de sabbat’ (Markus 2:27). Hier schaft Jezus de sabbat overigens niet af, maar geeft er een nieuwe invulling aan. En als Jezus de wet en de profeten samenvat (Markus 12:28-34) bevestigt dit dat het hier niet gaat om de individuele regel, maar om daar waar het naartoe streeft: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Het gaat om de geest (Geest) van de wet. De wet niet bedoeld als oordeel, maar als zegen.
De wet niet bedoeld als oordeel, maar als zegen.
De morele wetten dienen ook voor ons besef dat we ons niet kunnen houden aan Gods standaard.
Wie gelooft dat God liefde is, wordt begoocheld door de wetenschap dat er iets, zo niet alles, te vergeven valt. Chesterton geloofde dan ook in nog iets, iets op zijn kop zettends: dat mensen zondig zijn, en dat kunnen beseffen. Hij had ontdekt wat al negentienhonderd jaar geweten werd, en met symbolen en sacramenten omhuld – mensen zijn gevallenen. ‘Er is ergens een wrak, en wij zijn aangespoeld.’ – Willem Jan Otten
Vervullen of afschaffen
De wet is een verbond tussen twee partijen: God en Israel (Gal. 3:20). Aan deze belofte moest Israël zich houden totdat het kind gekomen zou zijn zoals aan Abraham belooft. De belofte aan Abraham over Christus is niet opgeheven door een wet die 430 jaar later is ingesteld (Gal.3:16-17). Zoals eerder gezegd: Jezus ìs het doel van de wet.
In de wetten is het hart van God te vinden en daarmee gerechtigheid en liefde en wijsheid. Jezus kwam dan ook niet om de wetten af te schaffen, maar ze te vervullen (Mat.5:17). Sommigen beweren dat vervullen hetzelfde is als ‘afgeschaft’. Die mening ben ik niet toegedaan. De wetten zijn niet afgeschaft. Nog geen titel of jota ervan. Maar in Jezus zijn de wetten ‘heel’ geworden of zijn ze tot hun doel gekomen. De wet is nu Christus geworden. Daarom ook dat Paulus kan zeggen dat de wet een oppasser is geweest tot Jezus zou komen (Gal.3:22-25). En kan Jezus de wet samenvatten in het Sh’ma Yisrael. En zo is het eeuwige koningschap van het huis van David vervult in Jezus. Vervullen is heel iets anders dan afschaffen.
Het doel van de wet is om bij Jezus uit te komen (Rom.10:4). Door Jezus komt Zijn Geest in ons wonen. Is daarmee de wet vervuld? Ja! Heeft de wet daarmee afgedaan? Nee; hij is nu op ons hart geschreven! De wet is een externe leermeester geweest, de Geest is een geïnternaliseerde levenskracht. En als je met de Geest leeft, sta je niet onder de wet (Gal.5:18). Hoe kan liefde ook als wet worden opgelegd? Liefde kan alleen van binnenuit ontspruiten en opgroeien.
Want staande onder de wet ben ik gestorven voor de wet, om te leven voor God. Met Christus ben ik gekruisigd. Ikzelf leef niet meer, Christus leeft in mij. Mijn sterfelijk leven is een leven in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij. — Galaten 2:19-20
Vrij van de wet betekend dan ook gebondenheid aan Christus (de wet van Christus, 1 Kor.9:21). Het is daarom dat Paulus kan zeggen ‘Liefde vervult de gehele wet’ (Rom. 13:10). Want de vervulling van de wet is Gods grootste daad van liefde: Jezus. Dat wil ook zeggen dat het grote probleem tussen God en de mens geen moreel probleem is, maar een relationeel probleem. Wat God wil, waar Zijn hart naar uitgaat en wat de grote roep door de hele Bijbel heen is, is zijn wil tot relatieherstel. En daar zet Hij alles op in, tot en met Zijn zoon aan toe.
Want het christelijk geloof bepaalt zich vrijwel tot de vaststelling van deze twee dingen: de verdorvenheid van de natuur en de verlossing door Jezus Christus. – Blaise Pascal
Ik las hier een interessant artikel over dat er soms te vaak sprake lijkt van een tegenstelling tussen ‘werken der wet’ en ‘leven uit geloof’ en dat Paulus hier ageert op een nationalistische opvatting van wet en genade. De vloek van de wet (Gal.3) betekend in dit geval dat het beperkt zou zijn geweest tot het Joodse volk, maar nu is deze vloek doorbroken. De genade van de wet is er nu voor iedereen. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen omdat in Jezus de wet van Christus ook aan ieder kan worden uitgedeeld die gelooft. Wet en genade is voor mij geen tegenstelling maar is ook niet complementair: het is een metamorfose – het is van rups naar vlinder. De vlinder heeft altijd in de rups gezeten, de vlinder is herleidbaar tot de rups. De wet is levend geworden.
Het jodendom kent niet zo sterk het idee dat ‘de werken der wet’ ze zal rechtvaardigen. Maar tegelijkertijd horen we Jezus zeggen ‘Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich ver bij Mij vandaan. Tevergeefs eren zij Mij door leringen te onderwijzen die geboden van mensen zijn’ (Mark.7:7). Dit is Gods verlangen en het nieuwe verbond: Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: ‘Leer de HEER kennen,’ want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al – spreekt de HEER…(Jeremia 31:33-34)
Leven zoals God het wil
In een korte reflectie schreef ik al eens ‘Hoe kun je nu de rechtvaardigheid volgen en zelf onrechtvaardig blijven? Hoe kun je Trouw volgen en zelf ontrouw zijn?’. Dat is wat er gebeurd als je Jezus volgt. De wet komt niet van buitenaf maar van binnenuit.
Want wat het ‘ik’ wil, is precies het tegenovergestelde van wat de Geest wil. En wat de Geest wil, is precies het tegenovergestelde van wat het ‘ik’ wil. Jullie moeten dus niet doen wat je maar wil. 18 Maar als jullie je door de Geest laten leiden, is de wet van Mozes niet voor jullie. (Gal.5:16-18)
Waarom willen mensen zich dan zo graag aan de oude belofte van de wet houden? Omdat ze willen leven zoals God het wil en vrij willen zijn van schuld. Ze vertrouwen er op dat dat hen zal redden (Gal. 3:10). Mensen verlangen naar structuur, regels, duidelijkheid. Zo kunnen we het zelf regelen, weten waar we aan toe zijn, controle houden. Liever Mozes dan Jezus. Liever een aardse koning dan de persoonlijke leiding van God.
Er staat in de Boeken:”Iedereen die zich níet precies houdt aan alles wat er in het boek van de wet van Mozes geschreven staat, is vervloekt.” En er staat ook:”Maar mensen die leven zoals Ik het wil, leven door hun geloof in Mij.” Het is dus duidelijk:niemand kan ervoor zorgen dat hij geen enkele schuld heeft tegenover God, door zich aan de wet van Mozes te houden. Want bij de wet van Mozes gaat het niet om geloof, maar om het doen van de wet.
> Lees hier verder in deze blogserie over de wet
Onderwerpen die (na deze) nog aan bod zullen komen zijn o.a.:
de rol van de de (vrije) wil, vrijheid in Christus , gehoorzaamheid