Steun ons | Klik hier
GASTBLOG: Hans de Witte
Een tijdje terug mailde Erwin de Ruiter mij enthousiast over een album van Heath McNease. Het enthousiasme was terecht, dit is een goed stukje muziek.
Het album waar Erwin het over had heet “The Weight of Glory: Songs Inspired by the Works of CS Lewis”. Het is gratis te downloaden (klik hier), dus ik heb het direct binnengehaald en heb het een aantal keer beluisterd.
The Weight of Glory etc. is een goed album, het is zeker het luisteren waard. (Ik heb nu zelfs de “second edition” gedownload, een hiphop-remix album die mijn duistere hiphopkant aanspreekt. Tijd voor een pseudoniem en schrijven voor een hiphopcollectief…)
Het hele idee om liedjes te maken vanuit werken van C.S. Lewis is natuurlijk te koel. Tegelijk is het gevaarlijk. Laat ik dat uitleggen. Voor elke vorm van kunst gaat de artiest uit van inspiratiebronnen, ze zijn bij het eindproduct alleen niet altijd even duidelijk terug te vinden. Hier is het overduidelijk, waardoor ik al snel bang ben dat het een domme kopie zal zijn. Maar Heath doet wat hij zegt: het is geïnspireerd, niet gekopieerd. Bij het luisteren heb ik een gevoel dat ik bij mijn eigen inspiratie (dichten) ook wel heb: ik ervaar de grondgedachte van de inspiratiebron, maar hetgeen ik hoor (of schrijf) is iets nieuws. Onze Heath heeft een uniek werk gemaakt, een echte artiest dus.
De algehele sound van het album is goed. Elk nummer is op zichzelf goed, daarbij is er een samenhang, zodat het een echt album is. De muziek van dit album heeft vele invloeden en past daarom lekker niet in een hokje, wat dan weer mijn hokje is. Als ik dan kritiek heb op dit album is het milde kritiek, aansporend bijna, dat het her en der wat minder afgeproduceerd/poppy mag. Maar die kritiek is echt geneuzel in de marge, want andere artiesten zijn ook way poppy en daar hoor je mij niet over. Bij het luisteren denk ik soms aan Josh Garrels, U2, Coldplay, Radiohead, Ponoka, Propaganda.
Wat opvalt in tekst en thematiek is dat er op de een of andere manier een verbindende factor is tussen de nummers. Omdat alles geïnspireerd is op het werk van C.S. Lewis, is de logische conclusie dat er consistentie in zijn werk is. Verder hoor ik vaak het woord “Glory”, dus zoals de titel zegt heeft dit begrip veel gewicht, het is belangrijk voor het album.
In meerdere nummers is een bizarre muzikale wending of combi. Zoals een stukje clean rap in een rauw nummer (“Mere christianity”), goed gedaan. Of “The problem of pain”, een nummer met een heftige titel dat een lullig pianodeuntje als basis heeft, te gek! Of dat er opeens de hymne “I surrender all” door een nummer komt, heerlijk! Het slotnummer (“Weight of glory”) dat een nice break heeft. Het album is daarmee muzikaal sterk. De kabbelende nummers (“The four loves”, “Edmund”) spreken me het minst aan, toch zit daar ook iets in dat ik wil blijven luisteren, wil uitvogelen waar het over gaat.
In een wereld waar Josh Garrels kampioen is (hij gitaart en rapt ook, alleen iets beter), komt Heath McNease op een goede tweede plaats. Zeker een artiest om op de radar te houden en zijn andere werk (terug) te luisteren.