Steun ons | Klik hier
In het verenigingsblad Documentum (27.4) van de landelijke reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi is op 16 april 2015 onderstaande recensie verschenen. Recensent: Jaco Slingerland.
Recensietekst:
Het onderwijs van de apostelen
Arjan de Kok (ed.), De Didache. Het onderwijs van de apostelen, Uitgeverij Stad op een berg, Nieuwland, 2014, 98 blz., prijs € 11,95, paperback.
“Wanneer u het gehele juk van de Heer kunt dragen, zult u volmaakt zijn” (29).
Met die woorden worden de gelovigen in de Didache aangespoord om het juk van Jezus op zich te nemen. De Didache is een geschrift dat wordt gedateerd rond de eerste eeuw; het bevat opmerkelijke parallellen met het Mattheüsevangelie. Hoewel de Didache (letterlijk: het onderwijs) een geschrift is met een Bijbelse boodschap, is het werk niet als canoniek beschouwd, mogelijk doordat erin over bezit tot “losprijs van uw zonden” (25) wordt gesproken. Onlangs werd dit werk opnieuw vertaald en zo voor een groter publiek toegankelijk gemaakt.
Het oorspronkelijke document is zeer waarschijnlijk in het Grieks geschreven. Het enige Griekse exemplaar dat we nu nog kennen, werd in 1873 gevonden. In elk geval was de Didache lang bekend in een groot taalgebied, in verschillende vertalingen. Deze bekendheid is al in de Oude Kerk evident, aangezien Athanasius schrijft dat de Didache weliswaar “nuttig is voor de catechese, maar niet tot de canon behoort” (53).
De inhoudelijke tekst is opgedeeld in drie delen. Het eerste deel gaat over ‘de twee wegen’, met aanwijzingen voor het dagelijkse leven. Het tweede deel gaat over de doop, over vasten en over dankzegging. Het laatste deel gaat over gemeenschapsleven, en wordt met een toekomstvoorspelling afgesloten. Het boek leest als een Bijbelgedeelte, met veel teksten die (gedeeltelijk) ook in de Bijbel te vinden zijn. Nogal eens zijn deze teksten net anders dan de versie die we in de Bijbel aantreffen, zoals: “Zegent hen die u vervloeken, bidt voor uw vijanden en vast voor hen die u vervolgen” (19) (vergelijk met Matth. 5:44b).
In de beschrijving van de weg van het leven wordt de lezer opgeroepen om van zonde af te staan (vergelijk met bijvoorbeeld 2 Tim. 2:19), vaak met verrassende verbindingen tussen de oproep en de reden die daarvoor wordt gegeven. “Mijn kind, wordt geen leugenaar, want liegen leidt tot diefstal” (23). De weg van de dood wordt beschreven in termen van zonden, overduidelijk met deze weg geassocieerd: afgoderij, dubbelhartigheid, hebzucht, vuile taal enzovoorts. Daarnaast volgt een oproep om bij deze zonden vandaan te blijven (27).
Het vasten van de christenen moet – volgens het tweede gedeelte van het boek – niet samenvallen met het vasten van de schijnheiligen. Zij (waarschijnlijk worden de joden bedoeld) vasten op maandag en donderdag, “vast u daarom op woensdag en vrijdag” (33). Bij deze oproep heeft de editor, zoals bij veel gedeelten, een uitgebreide annotatie geplaatst, die – heel terecht – als eindnoot is opgenomen. Over het algemeen zijn deze eindnoten bijzonder waardevol. Zo verduidelijken ze het verband tussen het oudtestamentische dankoffer en het nieuwtestamentische woord voor dankzegging, eucharistie. In een andere noot wordt, met een verwijzing naar de klassieke sedermaaltijd, een aannemelijke verklaring geboden voor het feit dat Markus schrijft dat het brood aan de wijn voorafging tijdens de instelling van het Heilig Avondmaal, terwijl Lukas de omgekeerde volgorde beschrijft.
Praktisch en opvallend zijn de aanwijzingen om te beoordelen of een leraar al dan niet van God gezonden is. De basisregel daarbij lijkt te zijn dat de persoon wordt beoordeeld op zijn leven, niet zozeer op zijn leer. Zo mag een apostel zich hooguit twee dagen ergens ophouden: “Als hij echter drie dagen blijft, is hij een valse profeet” (39).
De Didache sluit af met een oproep om waakzaam te zijn voor de dag van de komst van Christus: “Want al de tijd die u geloofd hebt, zal voor u geen nut zijn wanneer u op het laatste moment niet volmaakt bent” (49).
Het is nogal lastig om een geschrift, dat leest als een Bijbelgedeelte, en bovendien reeds eeuwen geleden is opgesteld, inhoudelijk te bekritiseren. Dat het boek een (beperkt) aantal storende spellingfouten bevat, en een overhaaste modernisatie (‘op twee gedachten hinkelen’ (60)), vermindert weliswaar het leesplezier, maar doet aan de waardevolle inhoud niets af. Wat dat betreft, treft de niet-bekende auteur geen blaam. Voor de classici is de Griekse tekst integraal overgenomen aan het einde van het boek: voldoende om te zien ‘wat er echt staat’ en daarnaast niet storend als u enkel de Nederlandse tekst leest.
En wanneer u het gehele juk van de Heer niet kunt dragen? “Doe dan wat u kunt” (29).
Jaco Slingerland