Steun ons | Klik hier
Ik was vandaag weer eens wat aan het lezen in het ‘gouwe boekie’ van de middeleeuwse monnik Thomas a Kempis: ‘De navolging van Christus’.¹ En daar spraken weer die woorden tot mij dat we geen ander nodig hebben om de woorden van God te horen.²
We hoeven niet meer, zoals de Israëlieten ooit, te vragen aan Mozes: ‘spreek jij ons maar aan, we zullen luisteren, want als de Heer ons aanspreekt zou het onze dood kunnen betekenen’ (Exodus 20:19). Nee, we mogen zelf in levende relatie staan tot het levend geworden Woord.
Frans Horsthuis schrijft hierover: ‘Ze zijn nog bang voor God: “Laat God toch niet spreken; wij sterven van angst!” Alleen Mozes is een priesterlijke mens die tot God nadert. Het volk blijft op afstand. (Exodus 20:19-21). Intussen werkt God toch verder aan Zijn plan en stelt een voorlopig priesterambt in: dat van Aäron en zijn nageslacht. Het is een priesterschap dat uiterlijk is en ambtelijk. Het bestaat in het brengen van dierenoffers en spijsoffers, waarvan Paulus achteraf schrijft, dat ze “niet bij machte waren, de mensen innerlijk te heiligen.” (Hebreeën 9:9) Het bleef bij uiterlijke riten en ceremoniën.’ (…)
‘Maar nu, sinds Jezus, is er een nieuw volk aan het groeien, vrij van de oude wet. En daarom durft Petrus te schrijven – en het zal hem door de Joodse priesters wel niet in dank zijn afgenomen – “Laat u als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen. Want gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap.” (I Petr. 2:5 en 9). Dat zijn diezelfde woorden als bij de Sinaï. En tot wie worden ze nu gericht? Tot een kleine kring van kerkelijke ambtsdragers? Tot bisschoppen, ambtelijke priesters en voorgangers? Nee, tot het hele christenvolk van Pontus, Galatië, Cappadocië. Ongeveer dezelfden als die hij op de eerste Pinksterdag toegesproken had (vgl. 1 Petr. 1:1 en Hand. 2:9).’³
Thomas a Kempis schrijft een persoonlijk gebed, met het gedeelte waarin het volk aan Mozes vraagt hun middelaar te zijn in het achterhoofd:
‘Dat is niet wat ik vraag, Heer, absoluut niet. Veel liever vraag ik U, net als de profeet Samuel, in alle bescheidenheid, maar met een groot verlangen: Spreek Heer, uw dienaar luistert (1 Samuel 3:10). Het gaat mij er niet om dat Mozes tot me spreekt of een van de profeten; ik wil graag dat U spreekt, Heer, mijn God. U hebt al die profeten geïnspireerd en inzicht gegeven. U kunt mij alleen – zonder hen – het beste leren wat goed is; al die profeten kunnen immers ook niets zonder U.
Zij kunnen wel mooie taal gebruiken, maar als zij geen woorden van U krijgen, spreken ze de mensen niet echt van binnen aan. Zij kunnen al die woorden wel overbrengen, maar alleen U kunt laten zien wat ze eigenlijk betekenen. Zij vertellen wel over allerlei geheimen, maar U alleen kunt die geheimen uitleggen. (…)
Laat daarom niet Mozes tot mij spreken, maar spreek zelf, mijn Heer, mijn God en eeuwige waarheid, opdat ik niet sterf en zonder vruchten blijf (Galaten 5:22). Want dan word ik alleen aan de buitenkant aangesproken en gewaarschuwd en sta ik niet echt van binnen in vuur en vlam voor U.
Laat het niet gebeuren dat ik voor U kom te staan en alleen uw woorden heb gehoord, maar niet om uw woorden heb gegeven; dat ik uw woorden wel heb geloofd, maar niet in daden heb omgezet. Laat dat niet gebeuren. Spreek dus, Heer, uw dienaar luistert.’
Het is ook mijn gebed: ‘Spreek, Heer, uw dienaar luistert’.
.
.
Voetnoten:
[1] Kempis, T. A, 2008, De navolging van Christus – in jonge taal, Hertaling: Mink de Vries, Adveniat Geloofseducatie B.V., Baarn
[2] Zoals ook al eens besproken in de blog kerk zonder gebouw
[3] Uittreksel van: Frans Horsthuis. ‘Om te zijn als je meester’. Frans Horsthuis, 2012. iBooks.
Hoorde ook eens iemand zeggen – Ik meen dat het Frans Horsthuis was – dat wij vaak bidden als ‘Luister, Heer, uw dienaar spreekt’ in plaats van ‘Spreek, Heer, uw dienaar luistert’.