‘Mag jij scheiden, van je geloof?’, zo werd mij deze week gevraagd. ‘Tsja’, zei ik, ‘ik heb een belofte van trouw afgelegd voor in goede en slechte dagen. Scheiden heeft dus vrij sterk niet mijn voorkeur’. ‘Wat betekend trouw dan voor jou?’, werd mij hierop gevraagd. ‘Heel basaal gezien’, zo viel mij in, ‘is dat niet met een ander gaan. Maar iets diepgaander is trouw voor mij er ook voor de ander te zijn en hem/haar lief te hebben’.
‘Maar ben je dan alleen trouw aan de ander, of mag je ook trouw zijn aan jezelf?’, vroeg mijn gesprekspartner. Ik gaf aan dat ik trouw niet zozeer zie als de keuze om bij elkaar te blijven, maar eerder de keuze om lief te blijven hebben. Anderen zien dat misschien anders, maar ik zie het zo: om verliefd te worden maak je een (al dan niet bewuste) keuze daarvoor open te staan, waarna het een samenspel is van hormonen, chemie, selectie en psychologische factoren. Liefde echter, is de actieve keuze om van de ander te (blijven) houden. Het is, met andere woorden, een wilsbesluit, waarna de gevoelens ook volgen. Het wilsbesluit is dan wel een voorwaarde, maar is (gelukkig) niet altijd noodzakelijk – zolang het maar paraat staat.
Daarnaast ontstaat er ook een band die niet makkelijk verbroken wordt. Samen, maar zeker ook door de bloedband met de kinderen, zijn we niet alleen ‘geliefden’, we zijn een gezin. Ze is niet alleen mijn vrouw, ze is ook de moeder van mijn kinderen. En dat zal ook nooit meer veranderen. Zo is het niet makkelijk om tegen familie te zeggen ‘je bent mijn familie niet meer’, je bent mijn broer of moeder niet meer’. Want anders dan wat je uitspreekt; het zal altijd je broer of moeder blijven. Zo kijk ik ook naar de huwelijksband.
Het gesprekje hield me bezig en ik besloot het tot op heden nog ongelezen boekje van G.K. Chesterton, Het bijgeloof der echtscheiding, eens uit de kast te trekken. ‘Mag een mens een belofte verbreken? Moet een mens eigenlijk wel een belofte afleggen?’, zo lees ik vrij snel als tegenvraag.
‘Juist om te kunnen scheiden is het nog altijd noodzakelijk gebleken eerst de formaliteiten van een huwelijk te laten voorafgaan.’
Chesterton trekt de vergelijking van het trouw zijn aan de vlag van een land, met het trouw zijn aan de vlag van het gezin. Is het verdedigen van de vlag eerbaar? Is overlopen geen verraderlijke maar juist een verstandige daad? Is strijden voor vrijheid, niet meteen strijden voor behoud? En daar ligt ook de probleemstelling: ‘de vraag is of vrij zijn de vrijheid insluit om je te binden, want de gelofte is een afspraak met jezelf’.
‘Men is trouw aan de vlag verschuldigd juist op het moment dat ze bijna ten val komt.’
Chesterton ziet de vrijheid als de ramen van een huis. Noodzakelijk voor de lichtinval, maar niet los verkrijgbaar. ‘Een tegenstrijdig schijnend mysterie van beperktheid en vrijheid.’
‘Een raam is als een schilderij, waarbij de muren de lijst vormen. Maar het is een dwaling een raam te willen hebben zonder te bedenken of je wel een huis nodig hebt. De ramen verbeelden de vrijheid en het licht. Echtscheiding als bevrijding van huiselijke banden is in het wilde weg redeneren in dezelfde geest als ‘wel ramen, geen muren’. Zulke mensen zeggen dat ze moeten kunnen scheiden, zonder zich af te vragen of ze wel moesten trouwen.’
Wat Chesterton ook sterk doet is het normaliseren van het huwelijk. Huwelijkstrouw is niet voorbehouden aan christenen die hierover in de Bijbel wat verzen hebben gelezen, het is eerder een intermenselijk begrip zoals broederschap dat is. Ik moet, nu ik dit schrijf, denken aan de serie band of brothers waarin broederschap in oorlogstijd heel duidelijk zichtbaar wordt gemaakt. Niet uit christelijke overwegingen doen ze elkaar geloften van trouw, maar als een vergaande loyaliteit omdat ze zich verbonden weten en omdat ze met elkaar een doel nastreven.
‘Het huwelijk is niet slechts een mystiek begrip, net zo min als broederschap dat is.’
Het verschil tussen de trouw aan een natie en de trouw van een huwelijksgeloften is dat de verhoudingen bij de laatste vrijer zijn. ‘De gelofte is een vrijwillige betuiging van trouw, het onderscheidt met de huwelijksgelofte en andere geloften van trouw is dat deze tegelijkertijd een keuze is.’ ‘De man is niet alleen een burger in de huwelijkse staat, maar is er ook de stichter en bouwmeester van.’ ‘Als het geoorloofd is hem trouw te vragen aan het gemeenschap die hem heeft voortgebracht, is toch zeker niet kleingeestiger hem trouw te vragen aan de gemeenschap die hij zelf heeft gesticht’.
‘De Engelsman word in de bekende mop tegen de vaderlandsliefde gefeliciteerd met zijn fijne, kieskeurige smaak in Engeland geboren te zijn. ‘Want hij had wel een Rus kunnen zijn’. Sommigen lijken te denken dat ze inderdaad Russen kunnen zijn als ze daar zin in zouden krijgen. Wanneer het gezonde verstand zelfs deze onvrijwillige trouw als natuurlijk beschouwt, kan het ons nauwelijks verbazen als het vrijwillige trouw nog natuurlijker vindt.’
‘Wat meneer Jansen betreft is het niet waar dat hij een Rus had kunnen zijn wat mevrouw Jansen betreft kàn het waar zijn dat ze wel eens mevrouw Pieterse had kunnen zijn.’
‘Het is niet moeilijk te begrijpen waarom de gelofte, uit vrije beweging afgelegd, juist het krachtigst gehandhaafd moet worden. Er zijn, uit de aard van de zaak, zulke geweldige consequenties aan verbonden, dat geen enkele andere vorm van contract ermee vergeleken kan worden.’
‘De huwelijkse instelling, die intellectuelen zo verbijstert, kan verklaart worden uit het stoffelijke feit (zelfs door intellectuelen waar te nemen) dat kinderen meestal jonger zijn dan hun ouders. ‘Zodat de dood ons scheidt’ is geen lege formule voor hen die bijna zeker sterven voordat ze meer dan de helft te zien krijgen van de verbazingwekkende (of schrikbarende) gevolgen van hun daad.’
Het huwelijk is een organisch geheel waar je niet zomaar in kunt snijden. Je zegt ook niet “‘doe mij maar 30 cm hond’, zonder je er om te bekommeren waar de snee zou komen.”
Er is over het huwelijk zelf alswel vanuit de gedachten van Chesterton veel meer te zeggen over de huwelijksgelofte. Ook is er meer te zeggen over de nadelen van bij elkaar blijven als het niet loopt, als er kinderen in het spel zijn bij een ongezonde relatie of over het verdriet wat er in een huwelijk kan zijn. Moet je een huwelijksbelofte wel willen afleggen, zou een volgende vraag kunnen zijn (het antwoord is ‘ja!’, misschien werk ik dat ooit nog eens uit in een vervolg artikeltje hierop). Chesterton betoogt dat dit ook zonder huwelijk, met of zonder echtscheiding, met of zonder de een of andere schikking, tragedies blijven. Ik heb me hier echter gericht op de belofte van trouw en laat het er voor nu even bij.²
Wel moest ik, als nabrander, nog denken aan waar ik mee begon: trouw is niet zozeer de keuze om bij elkaar te blijven, maar eerder de keuze om lief te blijven hebben. Zo schijnt mij ook Gods trouw toe naar de mens. Als Jezus de parabel verteld van de verloren zoon, dan is de trouw van de vader er niet een van ‘ik wacht hem op, het is nu eenmaal mijn zoon’, het is een trouw die getuigt van liefde. Van de keuze lief te hebben. God is niet degene die de mens zoekt omdat hij nu eenmaal geen scheiding wenst, Hij zoekt de mens omdat hij de mens liefheeft. Dàt is Zijn trouw.
Als relativering heb ik nog wat flauwe versjes geschreven, in de hoop in elk geval de lachers op mijn hand te hebben:
Je warme zachte lippen
boven op de mijne
Heel hard kunnen lachen
om mijn slechte grappen
Zo begon het verlangen
met elkaar door te gaan
Samen heel erg oud te worden
Nu zit jouw hete adem
Helaas vaak in mijn nek
‘Trouw tot in de dood’
Spraken we tot elkaar
Een mooie toekomst samen
Bleek best lang te duren
Maar met trouw
valt niet te spotten
Dus laten we het erbij
Beter werken aan ons huwelijk
Dan dat papierwerk er nog bij
Voetnoten
- Een belofte is een mondelinge of schriftelijke toezegging; een gelofte een plechtige belofte, onder aanroeping van God of een heilige. Zie ook http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/gelofte
- Een andere gedachte die namelijk opspeelt is het verschil tussen ‘Gij zult niet echtbreken’ en echtscheiding. Echtscheiding is een uiteindelijke, definitieve breuk. Een juridische afhandeling. Een christelijk huwelijk gaat echter niet over de juridische staat maar over ‘drievoudig snoer’. Echtbreuk is dan ook het breken van deze gelofte, dit snoer, terwijl deze nog geldig/intact is. Met andere woorden: echtbreuk vind plaats binnen het huwelijk. Echtscheiding kan daar een gevolg van zijn.