Steun ons | Klik hier
Als wij door een goede en persoonlijke God gecreëerd zijn, dan mag de conclusie getrokken worden dat deze schepper zich vanuit zijn diepste wezen ook met ons wil verbinden. Wij zijn dan niet ontstaan als toeval van het noodlot, als speelgoed van een kwade genius, zelfs niet als toneelspelers in een sadistisch schouwspel. Nee, dan mag je verwachten dat wij in de best mogelijke wereld leven waarin de vrijheid van de keuze bestaat, waarbij dat meteen de inperking is die God zichzelf gegeven heeft. Een reden van ‘de staat van ons zijn’ kan dan ook gevonden worden in deze keuzevrijheid. Het is onze wil, alhoewel geen vrije wil. We leven tenslotte tegelijkertijd in volledige afhankelijkheid. We kunnen onszelf geen leven geven, maar het leven ons wel toe-eigenen. Wat overblijft is te kiezen. Het verlangen te creëren, te delen van, in en door zijn liefde, in verbinding te staan met zijn schepsel, is waarom wij zijn.
Vanuit die intense verhouding tussen schepper en schepsel wil hij de mens naar zich toetrekken met koorden van liefde.7 Indien het doel van het christendom inderdaad altijd is geweest om schepper en schepsel te brengen in vrijheid en diepe verbondenheid, is het hoogste doel niet te heiligen, maar te herenigen. Heiliging als middel tot hereniging. Over het verlangen van de Schepper zich te verbinden met de mens, trof mij in het bijzonder eens de volgende overlevering, beschreven door Martin Buber.
Adam verbergt zich om geen rekenschap te moeten afleggen, om de verantwoording voor zijn leven te ontgaan. Zo verschuilt elk mens zich. De mens kan niet voor Gods oog verbergen, maar verbergt zich voor zichzelf. Midden in deze situatie valt Gods vraag (‘Adam, waar ben je?’). Zij wil de mens wakker schudden, zij wil zijn schuilplaats vernietigen, zij wil hem tonen waar hij terecht is gekomen, zij wil in hem de krachtige wil wekken, een uitweg te vinden.8
- Dit blog is onderdeel van een korte reeks: Te kiezen hebben
Eindnoten
7. Zoals beschreven tussen God en het volk Israël in Hosea 11.
8. De weg van de mens, M. Buber