Vanmorgen was het al vroeg heerlijk weer en was ik samen met mijn zoontje (Naïn van 4jr.) het zwembad aan het opzetten en vullen, zodat het alvast een beetje kon warmen in de zon om het vanmiddag te gaan gebruiken. Naïn wilde een emmer in het bad gooien met resten grond en zand er in. Ik sprak hem hierop aan en vertelde dat het water zou vervuilen als hij dit er in zou gooien. Even later kwam hij met een oud verroest bakje aanzetten, liet mij de bodem zien, en zei: ‘Kijk pap, hier zit geen grond of zand in, mag ik deze er in gooien?’. Ik vertelde hem dat dit geen goed plan is omdat er roest in het bakje zit en je ‘roestwater’ krijgt als je dit in het bad gooit.
Vertrouwen
Ik was inmiddels begonnen de vaatwasser uit te ruimen en hoorde Naïn opeens zeggen ‘ik vertrouw je pap!’. Glimlachend van oor tot oor, maar toch wat verwonderd door deze specifieke zin vroeg ik wat hij bedoelde. ‘Ik geloof wat je zei over het roestbakje’ antwoordde hij.
Meteen werd ik getroffen door de begrippen ‘vertrouwen’ en ‘geloof’. Alsof God tegen me zei ‘dit is wat ik bedoel met geloven; vertrouwen hebben dat wat Ik zeg, goed voor je is’. Het refereerde voor mij aan een tekst die ik al vaker in het leven persoonlijk ontvangen heb:
Vertrouw op de HEER met heel je hart en vertrouw niet op je eigen inzicht. Denk aan Hem op al je wegen en Hij zal je paden effenen. (Spreuken 3:5,6)
Dit is mijn roestbakje; mijn ‘inzichten’. Terwijl voor en na vers 5 en 6 precies staat hoe God wil dat je leeft en omgaat met het materiele (bezit) en immateriele (verstand).
Dank u Vader dat u tot mij spreekt! Ik wil op U vertrouwen met alles wat ik heb en alles wat ik ben.