‘Wie waarlijk duurzaam is, werpe de eerste steen’, naar Joh. 8:7, waar Jezus spreekt over ‘wie zonder zonde is werpe de eerste steen’. Want er is een interessant sociaal-maatschappelijk fenomeen gaande waarbij de wereld wordt ingedeeld in zondaars en heiligen, al naar gelang je meer of minder duurzaam bent. En de wereld afstevent op het eind der tijden.
Maar laat ik bij het begin beginnen. Ik ben vóór een duurzaam leven. Dat wil zeggen, een leven waarbij je de eigen impact op de wereld: zowel het organische als anorganische probeert te minimaliseren en waar mogelijk positief te beïnvloeden. Niet omdat anderen het doen, niet omdat het (al dan niet) werkelijk iets bijdraagt , maar omdat ik denk dat het nastreven in zichzelf goed is.
Als God bestaat en deze wereld gemaakt heeft – en Hij zag dat het goed was – heeft de wereld waarde in zichzelf. Indien daarnaast God de mens gemaakt heeft en hem over de aarde heeft gesteld als haar bewaker en beheerder (Gen.1:28, Gen.2), dan dient de mens – naast dat de aarde het als mede-schepping in zichzelf waard is – actief zorg voor haar te dragen. Wij hebben de aarde tijdelijk te leen, God haar eigenaar (Ps.24:1).
Toch, als je met christenen praat over de ‘ecologische voetafdruk’ kom je veel weerstand tegen. Alsof het alleen iets is voor de elite, omdat duurzaamheid kostbaar is. Kosten die zich financieel laten vertalen, maar ook naar inzet, motivatie, doorzettingsvermogen.
Het vreemde is dat ik hier met niet-christenen vaak beter over kan praten en onder hen draagvlak vindt. Velen onderkennen morele drijfveren om de wereld hetzelfde en waar mogelijk beter na te laten voor het nageslacht. Zij ervaren een plicht om goed te zijn voor – naast de mens – plant en dier. Ook zijn zij vaak bereid hierin te investeren, ook al kost het hen iets – geld of inspanning of beperking.
Weerstand voor duurzaam leven binnen een wereldbeschouwing zonder God kan ik begrijpen: het gaat tenslotte over één leven, hier moet je het goed hebben. Het gaat over survival of the fittest; jij en je nageslacht moeten overleven. Dat zijn de ‘egoïstische genen’, volgens Dawkins. Maar velen kijken er toch niet zo tegenaan. Daar kom ik zo op terug.
Maar waarom de tegenzin en weerstand onder mede-christenen als ze vernemen dat jij belang hecht aan een ‘groenere’ wereld? Deze week op een verjaardag ontving ik nog een beschuldigende vinger: ‘Jij dénkt dat je goed bezig bent, maar…’ en dan volgt een lijstje zaken waar ik inderdaad nog meer zou (of had) kunnen doen; reistijd naar het werk verkorten, niet meer varen met een motorbootje, minder kinderen op aarde zetten.
Ik denk dat de reactie deels voortkomt uit een valse dichotomie; een tweedeling tussen schepping en genade. Dit lijkt misschien gerechtvaardigd omdat de eeuwige ziel boven de tijdelijke schepping overstijgt. Mijns inziens is er echter sprake van overlapping, schepping en genade horen bij elkaar, het morele leven een vorming en aanscherping van de ziel. Daarnaast spreekt de bijbel van de verlossing van de gehele schepping (Jes. 65:17)
Maar het is zeker dat de aarde zal worden bevrijd van dat zinloze bestaan waarin alles in dood eindigt. De aarde zal dezelfde hemelse vrijheid krijgen als de kinderen van God. We weten dat de hele aarde op dit moment zucht en kreunt van pijn, totdat het zover is. En niet alleen de aarde, maar ook wijzelf. Het is wel zo dat we Gods Geest alvast gekregen hebben, als voorproef van de hemelse dingen die we nog gaan krijgen. (Rom. 8:21-23a)
In het sociaal-maatschappelijk sentiment, waarmee ik begon, is een sterke drijfveer binnen de zingeving. God wordt gezien als achterhaald, nieuwe zingeving en morele kaders vinden we in de eigen leefomgeving. Een zinloos leven – een leven wat hier toevallig is, geen doel kent en na dit leven voor altijd verdwenen is – vindt een doel door iets goeds en blijvends achter te laten op deze aarde. De aarde zelf is het doel, het leven van komende generaties het nieuwe voortleven na de dood. Dus ook vanuit evolutionair begrip een begrijpelijke drijfveer.
Een tijdje geleden las ik deze tweet van filosoof Emanuel Rutten:
Wie er heilig van overtuigd is dat de wereld door klimaatverandering aan de rand van de afgrond staat, denkt in apocalyptische termen, en maakt zo ongemerkt van klimaatbeleid iets sacraals. Wie niet in dit numineuze eindtijd denken meegaat wordt dan onbewust gezien als zondaar.
Het klopt. Ik hoor het terug in discussies. De ecologische voetafdruk resulteert in het nieuwe armageddon, een religie waarbij de volgeling een heilige, de ongelovige een afvallige, de niet-volgeling een zondaar is. In gesprek gaat het niet meer over goed en bewust leven, niet over ‘rentmeesterschap’ en verantwoordelijkheid, maar over goeden en slechten. Dit verzuurt de discussie en polariseert.
Deze sociaal-maatschappelijke kant mag niet uit het oog verloren worden. Duurzaamheid is geen competitie met winnaars of verliezers, tenzij allen winnaar of verliezer. Het kent zeker financiële gevolgen waarbij een vooruitlopende elite vaker voordeel heeft (of lijkt te hebben). Ook moet er geleefd kunnen worden en moeten er dus keuzes worden gemaakt; van veganisten tot minder vlees eten in de week, van niet meer op vakantie in buitenland tot het verminderen van jaarlijkse vlieguren. Niemand is heilig, allen op eigen manieren duurzaam én verkwistend. Waar het wel over zou moeten blijven gaan zijn de filosofische (en theologische) uitgangspunten: het nastrevenswaardige van het goede.