Wat mij kan verwonderen is de schijnbare afwezigheid van God binnen zijn massieve en onontkoombare aanwezigheid. Afwezigheid is dan ook niet het goede woord, beter zou zijn: de verborgenheid van God.
Mij kan kan het nauwelijks interesseren; die materialistische zienswijze welke gaat over hoe iets bestaat in zichzelf en het sciëntisme welke gelooft in de wetenschap als antwoord op elke vraag. Hoe iets werkt kan inderdaad indrukwekkend zijn en inzichten leveren kennis op. Maar dàt het bestaat is veel indrukwekkender en de zoektocht naar het waarom levert wijsheid op. Hoe het bewustzijn al dan niet werkt is intrigerend, maar dat bewustzijn bestaat en we daardoor deze redenering kunnen doorlopen is vele malen intrigerender.
Alleen levende wezens kunnen leven voortbrengen. – Pasteur
Het hoe bestaat vanwege het waarom en deze beiden leiden tot het waartoe. God niet ervaren, maar een springlevende wereld voor mij zien. Dat is paradoxaal. Zelfs in mijn denken over de afwezigheid van God, is God aanwezig. Het is als de man die zich boven de vrouw plaatst, vergetend uit een vrouw te zijn voortgekomen.
De verborgenheid van God. Dat lijkt te gaan over een God die zich verbergt, maar het kan net zo goed gaan over de perceptie van de mens; God niet kunnen waarnemen. God is verborgen voor hen die niet zien. Maar als je eenmaal ziet, zie je God’s aanwezigheid werkelijk overal. Lees ook eens dit gerelateerde blog: ‘de hele aarde is vol van zijn heerlijkheid‘. Hoe kan Gods heerlijkheid vol zijn op een aarde in duidelijke nood?
Jesaja zegt: U bent een God die Zich verborgen houdt. U bent niet te zien. U bent de God van Israël en de Redder van Israël. (Jes.45:15)
Waarom, Heer, bent u zo ver en verbergt u zich in tijden van nood? (Ps. 10:1)
Ik wil er niet simplistisch over doen, je kunt het zo ervaren: een verborgenheid van God in tijden van nood. Ik kan het zo ervaren. Waarom grijpt God niet in? Waarom laat Hij zich niet zien? Waarom geen troost als dit het meest nodig lijkt?
Toch is ook verborgenheid niet het goede woord. het zet ons namelijk op het verkeerde been. Synoniem aan verborgenheid in dit verband is het woord geheimenis (dit zie je in hedendaagse vertalingen ook terug). En dat laat beter zien waar het hier over gaat. 1 Kor.2 vanaf vers 6 gaat over de wijsheid van God die niet voor alle mensen te begrijpen is. Dat geeft een glimp op de werkelijkheid waarin we leven.
Het leven met God is als een geheim. Het ligt klaar om gevonden te worden (als de schat in de grond uit Mat.13:44), maar kan niet gaan zonder kosten. De grond moet gekocht worden, de kosten berekend (Luk.14:28). Jezus spreekt ook vaak in gelijkenissen; niet voor ieder te begrijpen. Gods Koninkrijk ligt dan ook niet voor het oprapen, maar is wel te vinden. Waarom is dat zo? Dat vroegen de discipelen zich ook af (Mat.13:10 e.v.). Aan hen die ‘niet willen zien en horen’ spreekt Jezus in raadselen (vers 15).
Voor hen die geloven is God niet meer verborgen, maar geopenbaard.
God maakt zich echter kenbaar aan hen die in hen die willen horen. Hij laat zich vinden en wil zijn geheimen delen. In tijden van verdriet, pijn en moeite kan ons het zicht hierop ontgaan. Passen de antwoorden niet meer bij wat we ervaren. Kunnen we niet meer zien wat we voorheen wel zagen. God is niet minder aanwezig, maar ons zicht op Hem is wel mistig geworden.
Ik las laatst op Leven in het Koninkrijk dat het Hebreeuwse woord voor bidden afkomstig is van het woord ‘lehitpallel‘ welke ‘rechtspreken’ of ‘beoordelen’ betekent. Wanneer je aan het bidden bent, ben je dus niet alleen aan het spreken met God; je bent aan het rechtspreken. Over jezelf, je omstandigheden, mensen waarvoor je bid, over de situatie in de wereld. Niet alleen onze wensen kenbaar maken, maar ‘Uw wil geschiedde’. Wat wij willen zal steeds meer in lijn komen met de wil van onze Vader. En dan zal wat wij op aarde binden of ontbinden in de hemel gebonden of ontbonden zijn (Mat.18).
We leven in een wereld waar niet het recht van God heerst, maar dat van de ‘overste der wereld’. Rechtspreken doen we dan ook in een onrechtvaardige wereld. Dit licht breekt door in de duisternis en maakt het Koninkrijk zichtbaar. Met barsten, met schaduwen, met gekraak. Maar onvermijdelijk deinst het duister terug. En als het duister ons overvalt, juist als wij op ons zwakst zijn, dan is God daar. Zelfs als we het niet zo voelen of ervaren. Juist dan hebben we anderen nodig die het licht laten schijnen in duisternis en recht spreken over het onrecht wat gaande is.
Als ik naar de hemel zou gaan – U bent daar.
Als ik naar het dodenrijk zou afdalen – U bent daar óók. (Psalm 139)